Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2105/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2105/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 28 juni 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Krimpen aan den IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie heeft ten onrechte geoordeeld dat de afwijzende beslissing onvoldoende is gemotiveerd en dat sprake zou
zijn van een onvoldoende belangenafweging. Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) is duidelijk. Het is nu nog te vroeg om aan klager vrijheden te verlenen. Verder is van belang dat sprake is van een hoog/gemiddeld recidiverisico en van
alcoholproblematiek. De problemen met alcohol waren leidend. Klager had ten tijde van de bestreden beslissing nog niet de leefstijltraining gevolgd, terwijl dit wel van belang was. Inmiddels heeft hij deze training afgerond, maar op het moment dat de
directeur moest beslissen op de verlofaanvraag, was de situatie anders. Het was nog te vroeg. Pas als de directeur het verantwoord acht verlof te verlenen, wordt bezien of het nodig is bijzondere voorwaarden aan het verlof te verbinden. De directeur
herkent klagers verhaal niet dat er valse beloftes aan hem zouden zijn gedaan. Inmiddels is een aanvraag voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in gang gezet.

Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft nog steeds geen verlof gehad. Hij is inmiddels wel geselecteerd voor een beperkt beveiligde inrichting
en de aanvraag voor een zeer beperkt beveiligde inrichting loopt. De uitspraak van de beklagcommissie is helder. In de bestreden beslissing is geen afwijzingsgrond als genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de
Regeling) vermeld. Klager kan het er ook niet in lezen. Het niet deelnemen aan een traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR) kan in ieder geval geen reden voor afwijzing vormen. Klager is een (mobiele) afdelingsreiniger. Hij heeft geen
negatief gedrag vertoond en hij heeft geen disciplinaire straffen of ordemaatregelen opgelegd gekregen. Het is de eerste keer dat hij is gedetineerd. Hij heeft het delict gepleegd naar aanleiding van een ruzie in een uitgaansgelegenheid. Klager had een
paar glaasjes op en heeft geschoten. Als hij in een dip zat, dronk hij regelmatig alcohol. Klager is met het TR-traject gestopt, omdat hij de beloftes van de TR-begeleider op papier wilde. Later heeft hij toch de leefstijltraining gevolgd, maar daar
heeft hij niet veel aan gehad. De TR-begeleider heeft iedere keer valse beloftes aan klager gedaan. Klager kan tijdens een verlof bij zijn ouders terecht. Zij zullen hem met open armen ontvangen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het OM heeft negatief geadviseerd. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar wegens zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer met een vuurwapen in het been geschoten. Het OM is van mening dat klager in een later stadium van de
detentie in de gelegenheid moet worden gesteld om zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.
De politie heeft aangegeven langs geweest te zijn op het verlofadres en klagers ouders hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verblijven van klager op dit adres tijdens diens verlof .

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens zware mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 januari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat het negatieve advies van het OM niet aan verlofverlening in de weg kan staan, nu de aard en de ernst van een delict geen zelfstandige afwijzingsgrond kunnen vormen, en voor zover sprake zou
zijn van slachtofferconfrontatie dit onvoldoende wordt onderbouwd. Echter, gebleken is dat het recidiverisico is ingeschat als hoog/gemiddeld en dat bij klager sprake is van alcoholproblematiek. Gelet op deze alcoholproblematiek, het feit dat het
delict
is gepleegd onder invloed van alcohol en het feit dat het recidiverisico is ingeschat als hoog/gemiddeld, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing, gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c. van de Regeling,
niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij is tevens in aanmerking genomen dat de einddatum van klagers detentie ten tijde van de bestreden beslissing van 19 maart 2013 nog relatief ver in de toekomst lag. Gelet op het voorgaande
zal het beroep van de directeur dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en zal het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven