Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2173/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2173/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Klagers raadsman heeft op 23 september 2013 schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het niet opvolgen van instructies van het personeel en verbale agressie;
b. een ordemaatregel van vier dagen afzondering in een afzonderingscel wegens dreigen, schelden en het beledigen van het personeel, schoppen tegen de celdeur en het niet opvolgen van instructies van het personeel;
c. het niet vervoeren van klager naar het gerechtshof te Amsterdam op 18 maart 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel volgt dat deze een omzetting betreft van de eerder aan
klager opgelegde disciplinaire straf. Dit strookt echter niet met de op de schriftelijke mededelingen vermelde tijdstippen. Verder is de ordemaatregel onrechtmatig opgelegd, omdat niet duidelijk is waarmee klager het personeel zou hebben bedreigd,
welke
scheldwoorden hij zou hebben gebruikt en welke instructies hij niet zou hebben opgevolgd. De beklagcommissie is ten onrechte niet ingegaan op dit verweer. Ten aanzien van c. ligt klager toe dat hij nimmer afstand heeft gedaan van het recht om ter
zitting te verschijnen. Hij heeft nooit een afstandsverklaring ondertekend. Dat er een afstandsverklaring zou zijn ondertekend door het personeel van de inrichting, maakt dit niet anders. Medewerkers van de inrichting kunnen voor klager geen
afstandsverklaring ondertekenen. Bovendien is de omstandigheid dat klager dan wel het personeel voor klager een afstandsverklaring zou hebben ondertekend, iets compleet anders dan dat hij niet zou hebben meegewerkt aan het transport naar het
gerechtshof. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming van € 2.500,=.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur heeft zelf de ordemaatregel en de disciplinaire straf opgelegd. Het is al even geleden maar de directeur
herinnert zich dat aan klager op 17 maart 2013 een ordemaatregel is opgelegd in verband met het onheus bejegenen van het personeel naar aanleiding van een incident met de radio. De dag daarop, 18 maart 2013, heeft klager zich tijdens het uitdelen van
het middageten weer misdragen waarop de ordemaatregel is omgezet in de disciplinaire straf. De disciplinaire straf is met terugwerkende kracht opgelegd. Het is niet goed geadministreerd. Ten aanzien van het transport naar het gerechtshof licht de
directeur toe dat uit het schriftelijke verslag blijkt dat klager de betreffende ochtend in een opwindingstoestand was en niet klaar stond. Het afdelingshoofd heeft nog geprobeerd om klager te motiveren met transport te gaan, maar er was geen land met
hem te bezeilen. Aan klager is medegedeeld dat de Dienst Vervoer en Ondersteuning een kwartier op hem wacht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a. en b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat de directeur heeft beoogd om klager eerst een ordemaatregel op te leggen naar aanleiding van zijn gedrag met betrekking tot de radio en daarna,
na een nieuw incident tijdens het uitdelen van het middageten de volgende dag, aan klager een disciplinaire straf heeft opgelegd, die in de plaats zou treden van de lopende ordemaatregel. Uit de schriftelijke beslissingen van de directeur blijkt echter
dat naar aanleiding van het incident met de radio op 17 maart 2013 rapport is opgemaakt en dat hierop een disciplinaire straf is opgelegd ingaande 17 maart 2013 om 15.45 uur en eindigend op 21 maart 2013 om 15.45 uur. Op 18 maart 2013 is naar
aanleiding
van een rapport van die dag over het misdragen tijdens het uitdelen van het middageten een ordemaatregel opgelegd die blijkens de getikte versie inging op 18 maart 2013 om 12.50 uur en volgens de handmatig gecorrigeerde versie op 17 maart 2013 om 12.50
uur. Hieruit volgt dat de registratie van de genomen beslissingen verwarrend en onzorgvuldig is geweest. Daar doet niet aan af dat de mondeling verwoorde bedoelingen van de directeur helder en op zich begrijpelijk zijn. Gelet op de wijze van
registratie
is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep ten aanzien van a. en b. gegrond is. Nu er wel aanleiding was voor corrigerend optreden naar klager toe zal de beroepscommissie volstaan met dit oordeel en ziet zij geen aanleiding voor het bepalen van
een tegemoetkoming.

Hetgeen in beroep ten aanzien van c. is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven