Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2232/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2232/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 juli 2013 van de \beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2013, gehouden in de locatie Norgerhaven, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Keizer, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Veenhuizen en [...], juridisch
medewerker bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van softdrugs.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kreeg te horen dat hij positief had gescoord op softdrugs. Die uitslag kon niet kloppen omdat klager geen verdovende middelen gebruikt. Hij kon geen bevestigingsonderzoek vragen omdat hij daarvoor de middelen niet had. Om die reden heeft hij
toen
een klaagschrift ingediend. Klager heeft drie dagen ingesloten gezeten naar aanleiding van die uitslag. De bij de urinecontrole gevolgde procedure klopte niet. Klager heeft niet zelf de stickers op het urinebuisje mogen plakken, dat was al gedaan door
het personeel. De buisjes moesten gevuld worden vanuit een potje. Door het dienstdoende personeel is het aanvraagformulier voor de urinecontrole voor klager getekend. Klager heeft dat niet zelf gedaan. Klager is van mening dat in dit soort gevallen de
procedure, zoals omschreven in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling), strikt dient te worden gevolgd. Dat is hier niet het geval geweest. Klager wenst een tegemoetkoming voor de tijd dat hij ten onrechte is
ingesloten en voor het gederfde arbeidsloon. Hij heeft die dagen immers niet kunnen werken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het verslag van de uitslag van de urinecontrole is niet door de verslag leggende ambtenaar aan klager aangezegd. Dat is later door een afdelingsmedewerker gebeurd. Er wordt in de inrichting bij de urinecontroles gewerkt volgens een nieuwe methode. De
Regeling gaat nog uit van de oude methode voor afname van urine. Die methode is achterhaald. De directeur is van mening dat met de nieuwe afnamemethode minder fouten kunnen worden gemaakt. De beroepscommissie zou daarom niet aan de in de Regeling
opgenomen procedure-eisen moeten toetsen maar op de correctheid van de nieuwe methode. In de inrichting wordt gewerkt met een vacutainer, een container waarin de urine onder vacuüm wordt bewaard en van waaruit de onderzoeksbuisjes automatisch worden
gevuld. Het feit dat die flesjes al bestickerd zijn, voorkomt fouten in de procedure. De directeur merkt daarbij nog op dat de uitslag van de urinecontrole duidelijk is.

3. De beoordeling
Artikel 50, eerste lid, van de Pbw, luidt als volgt:
-1. Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens
is
daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.

Vast staat dat het verslag, dat tot onderhavige disciplinaire straf heeft geleid, niet aan klager is aangezegd door de ambtenaar of medewerker die het verslag heeft opgemaakt.
Het doel van de aanzegging dient er onder meer toe om de gedetineerde op de hoogte te stellen van het feit dat jegens hem – voor een feit, in dit geval een positieve urinecontrole, dat in de ogen van de verslaglegger onverenigbaar is met de orde of
veiligheiddan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging – verslag wordt gedaan aan de directeur. De gedetineerde kan zich dan voorbereiden op het gesprek met de directeur, de mogelijkheid die hem door het verslag niet aan te zeggen is ontnomen.
De omstandigheid dat door een andere inrichtingsmedewerker op een later moment aan klager is gemeld dat verslag is opgemaakt, doet daaraan niet af.
Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de bestreden beslissing van de directeur, nu niet is voldaan aan de wettelijke eis van artikel 50, eerste lid, van de Pbw, is genomen in strijd met de wet. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in
stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 7,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven