Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1823/GA en 13/2338/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 13/1823/GA en 13/2338/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen twee uitspraken van 27 mei 2013 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2013, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zijn gehoord klaagster en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het openen van een poststuk, gericht aan een vertegenwoordiger van de media (13/1823/GA);
b. het niet verzenden van een poststuk, gericht aan een vertegenwoordiger van de media (13/2388/GA)

De beklagcommissie heeft beideklachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster is van mening dat zij de dupe is geworden van onwetendheid van het personeel. Zij wilde contact maken met het televisieprogramma “Een Vandaag”. Als klaagster had geweten van de daarvoor bestaande regels, had zij een en ander niet op deze
manier gedaan. Het personeel was niet op de hoogte van het feit dat klaagster toestemming van de directeur nodig had om contact te leggen met vertegenwoordigers van de pers. Die onkunde is overigens een structureel probleem bij het personeel. In het
PPC
is het personeel niet gewend aan de omgang met mondige mensen. Klaagster heeft nu niet meer de behoefte aan dat contact met de media. Zij heeft inmiddels een advocaat die zich om haar zaak bekommert. Ook heeft zij met een laptop mogen werken in haar
cel. Klaagster is nooit verteld dat er op haar post toezicht werd gehouden. Klaagster merkt nog op dat zij het als een persoonlijke overwinning heeft ervaren dat zij haar klachten bij de beroepscommissie mocht komen toelichten.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klaagster is uitleg gegeven over de wijze waarop contacten met de media moeten worden gelegd. Het toezicht op de normale post is geregeld in de huisregels. De betreffende brief valt niet onder geprivilegieerde post. Hij is bij de normale
postcontrole geopend en vervolgens geretourneerd aan klaagster. Daarmee is voldaan aan de hiervoor geldende regels. Op zich had de brief niet geopend hoeven worden, hij had ook ongeopend kunnen worden teruggegeven aan klaagster.

3. De beoordeling
Klaagster heeft op 14 december 2012 een brief willen versturen aan (een medewerker van) het televisieprogramma “Een Vandaag”.
De betreffende brief is ter verzending aangeboden en voorafgaand aan verdere verwerking geopend en gecontroleerd. Toen bleek dat de brief gericht was aan “Een Vandaag” heeft de directeur besloten dat deze brief niet wordt verzonden maar wordt
geretourneerd aan klaagster.

Ten aanzien van onderdeel a:
Aan artikel 36 van de Pbw ontleent de directeurde bevoegdheid enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor gedetineerden, op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Indien de enveloppen
of
andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, genoemde personen of instanties, geschiedt dit onderzoek in de aanwezigheid van de betrokken gedetineerde.

De beroepscommissie stelt vast dat de geadresseerde van de onderhavige briefniet valt onder de zogenaamde ‘geprivilegieerde’ contacten als bedoeld in artikel 37 van de Pbw.
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de directeur bevoegd was de onderhavige brief te (laten) openen en controleren. Die beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Ten aanzien van onderdeel b:
De beroepscommissie stelt vast dat de geadresseerde van onderhavige brief, de redactie van Een Vandaag, moet worden aangemerkt als vertegenwoordiger van de media als bedoeld in artikel 40 van de Pbw. Ten aanzien van de wijze waarop dit soort contacten
kan worden gemaakt is in de Circulaire van 18 juni 1999, nr. 761025/99/DJI (Circulaire Contacten tussen gedetineerden/directeuren en de media) een nadere uitwerking gegeven namens de minister. Bepaald is dat dergelijke contacten slechts worden
toegestaan nadat daarvoor toestemming is verzocht aan de directeur en de directeur die toestemming heeft gegeven. Voldoende aannemelijk is dat om toestemming is verzocht noch dat deze is verleend. Gelet daarop kon de directeur, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, in redelijkheid beslissen de onderhavige brief niet te verzenden maar deze, overeenkomstig het bepaalde in artikel 36, vijfde lid, van de Pbw, aan klaagster terug te geven.

Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de onderdelen a en b maakt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en dat de uitspraken van de beklagcommissie moeten worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie merkt hierbij nog op dat het wellicht correcter was geweest de brief, zodra was vastgesteld dat deze aan een vertegenwoordiger van de media was gericht, ongeopend aan klaagster te retourneren. De beroepscommissie begrijpt het
standpunt van de directie in die zin dat zij zich met deze conclusie kan verenigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven