Nummer: 13/2073/GB
Betreft: [klager] datum: 16 september 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.C. Dorrestein, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 20 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 16 oktober 2012 gedetineerd. Hij verbleef op de afdeling Extra Zorgvoorziening (EZV) in de gevangenis van de p.i. Almere. Op 20 juni 2013 is hij overgeplaatst naar de p.i. Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert negatief ten aanzien van klagers overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Het OM baseert zich op gegevens over klagers
verslavingsproblematiek en zijn psychiatrische verleden, welke zijn gebaseerd op een eerdere veroordeling. Klager is voor het laatst op 5 november 2008 door de rechtbank Den Bosch veroordeeld. Als het OM deze veroordeling bedoelt, baseert zij zich op
gegevens van bijna vijf jaar oud. Klager is het niet eens met het negatieve advies van de politie ten aanzien van zijn verlofadres. De politie geeft aan dat voor klagers detentie, criminelen langskwamen op het verlofadres. Klager weet hier niets van
af.
Overigens wordt voorbij gegaan aan het feit dat het verlofadres tevens klagers woonadres is. Als de politie het verlofadres ongeschikt acht om tijdens verlof te verblijven, kan de politie ook bepalen waar iemand gaat wonen. Dit gaat klager te ver.
Klager zal moeten resocialiseren, hetgeen het beste lukt vanuit de eigen woonomgeving. Het is klagers vrije keuze om niet mee te willen werken aan een psychologisch onderzoek. Binnen het detentiekader heeft klager wel aangegeven mee te willen werken
aan
de nodige modules. Overigens kan klager niet verweten worden dat de reclassering zijn recidiverisico nog niet heeft ingeschat en dat er nog geen trajectplan Terugdringen Recidive is opgesteld. De reclassering heeft genoeg tijd gehad om een Risc en een
TR-trajectplan af te nemen, de uitspraak van de rechtbank was immers op 11 april 2013.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft in het begin van zijn detentie psychische problemen gehad. Klager heeft aangegeven hulp te willen bij zijn psychiatrische- en verslavingsproblematiek. Hij
is geplaatst op de afdeling EZV in de p.i. Almere. Klager heeft aangegeven deel te willen nemen aan het programma Binnen Beginnen. Er zijn nog geen Risc en TR-trajectplan opgesteld. Klager is dan ook geselecteerd voor een gevangenis met een regime van
algehele gemeenschap. Klager woonde voor zijn detentie bij zijn moeder, maar zij had geen controle over hem. Er kwamen regelmatig criminelen uit Lelystad over de vloer. Gelet op het vorenstaande heeft de politie negatief geadviseerd ten aanzien van
klagers detentiefasering. Het negatieve advies van het OM is gebaseerd op het feit dat klager is veroordeeld wegens afpersing en in het verleden meerde malen agressie-en vermogensdelicten heeft begaan. Tevens wordt klagers recidiverisico, gelet op zijn
verslavingsproblematiek en zijn psychiatrisch verleden, hoog ingeschat. Hierdoor zou maatschappelijke onrust kunnen ontstaan. Bovendien moet slachtofferconfrontatie vermeden worden. Volgens klager baseert het OM zijn negatieve advies op gegevens van
een
eerdere veroordeling. Klager is voor het laatst in 2008 veroordeeld, het OM baseert zich dus op verouderde informatie. De selectiefunctionaris stelt dat klager wegens psychische problemen in 2009 is afgekeurd en sindsdien een WIA/Wajonguitkering
ontvangt. Volgens de selectiefunctionaris is dit nog redelijk actueel. Wat betreft klagers afgekeurde woonadres heeft klager in detentie aangegeven zich graag elders te gaan vestigen. De selectiefunctionaris is van mening dat klager eerst het
trajectplan en de geïndiceerde interventies dient af te wachten. Overigens kan niet worden gesteld dat klager, nu hij in detentie geen drugs heeft gebruikt, van zijn verslaving af is en nooit meer zal gebruiken. De selectiefunctionaris komt dan ook tot
de conclusie dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor een b.b.i.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn persoonlijkheid en het delict verstrekte gegevens, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.
Bovendien beschikt klager niet over een goedgekeurd verlofadres, hetgeen op zichzelf al een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. Klager heeft zich aangemeld voor TR, maar er heeft nog geen risicotaxatie en inventarisatie van eventueel
noodzakelijke interventies plaats gevonden, hetgeen op basis van de geconstateerde problematiek en het verleden wel geïndiceerd is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 16 september 2013
secretaris voorzitter