Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2112/TB, 28 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2112/TB

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 juni 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Van de kant van het ministerie was mevrouw Van Leeuwen als toehoorder aanwezig.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Na een verblijf in de De Kijvelanden is klager op 23 maart 2004 overgeplaatst naar de Van der Hoevenkliniek. Deze
kliniek heeft op 7 juni 2013 verzocht om overplaatsing van klager. De Staatssecretaris heeft op 19 juni 2013 beslist klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel. Deze overplaatsing is op 26 juni 2013 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten tijde van het indienen van het beroep heeft klager geen overplaatsingsbeslissing ontvangen.
In de Van der Hoevenkliniek ging het goed met klager. Hij heeft zes jaar in een transmurale woonvoorziening gewoond. Het laatste jaar ging het minder goed. Er waren huwelijksproblemen vanwege de te grote bemoeienis van de inrichting met zijn huwelijk.
Klager wilde loyaal zijn naar zowel zijn echtgenote als naar de kliniek, maar de kliniek stuurde aan op beëindiging van het huwelijk. Er zijn meer serieuze problemen ontstaan vanwege een aangifte van zijn echtgenote. Op 14 mei 2013 heeft deskundige Van
G. tijdens de verlengingszitting van de rechtbank Den Haag verklaard dat klager een roerige periode achter de rug heeft en dat de kliniek wil proberen alles weer op de rails te krijgen. Verder heeft Van G. verklaard dat het vanuit behandeloogpunt
wenselijk is, via eerst begeleid en onbegeleid verlof, weer naar een transmurale behandeling, en mogelijk na driekwart jaar naar een voorwaardelijke beëindiging van zijn tbs, toe te werken. Twee dagen later zei de inrichting opeens dat zij klaar was
met
klager. Dit, terwijl de kliniek op de hoogte is van de dynamiek van aantrekken en afstoten in de huwelijksrelatie, waarbij klagers echtgenote van alles roept, herhaaldelijk aangifte doet en om echtscheiding vraagt en dat vervolgens weer intrekt.
Bovendien wilde klager op dat moment zelf echtscheiding aanvragen. Klager is een echtscheidingsprocedure gestart, die op dit moment nog loopt. De groepsleiding wilde wel verder met klager, maar de directie heeft de stekker er uit getrokken.
Ook nu heeft zijn vrouw overigens weer aangifte tegen hem gedaan, maar tot op heden ziet klager daar niets van.
Door de overplaatsing loopt hij vertraging op in zijn behandeling. In De Rooyse Wissel gebeurt er helemaal niets. Men wacht nog steeds op het dossier vanuit de Van der Hoevenkliniek en verlof kan pas na 16 maart 2014 worden aangevraagd. Klager heeft
nog
contact met een aantal personeelsleden van de Van der Hoevenkliniek en wil graag naar die inrichting terug. Die inrichting kent hem als geen ander en klager heeft daar daarom de beste verdere behandelkansen. Klager heeft daar vertrouwen in en weet dat
hij wel het vertrouwen van de Van der Hoevenkliniek weer moet terugverdienen. Hij ziet wat dat betreft in dat een relatie een belangrijk aandachtspunt voor zijn behandeling is en dat hij daarin meer open moet zijn dan hij in de Van der Hoevenkliniek
geweest is.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klager kan niet in het te laat ingediende beroep worden ontvangen. Als anders wordt geoordeeld, moet het beroep ongegrond worden verklaard. Uit het overplaatsingsverzoek van de Van der Hoevenkliniek blijkt dat klagers behandelverloop zich kenmerkt door
een veelheid aan incidenten, waarin de turbulente relatie met zijn vrouw een belangrijke rol speelt. Klager heeft zijn netwerk en de inrichting niet betrokken bij de beslissing over zijn huwelijk, hij heeft gelogen en zijn begeleidbaarheid is
afgenomen.
De Van der Hoevenkliniek heeft vele interventies in klagers relatie gepleegd, wat niet het gewenste resultaat had. Voor de Van der Hoevenkliniek is het van belang dat klager zijn vrouw is blijven bedreigen. Daardoor heeft de kliniek het vertrouwen in
klager opgezegd. De dag na de verlengingszitting heeft klagers echtgenote de inrichting bericht dat klager al weer twee maanden lang in sms’jes, mails en voicemail dreigde dat hij haar of haar kleinkinderen om het leven zal brengen. Bij controle van
deze mails en voicemails werd bevestigd dat deze van klager afkomstig zijn. Met deze laatste reeks bedreigingen heeft klager volgens de Van der Hoevenkliniek andermaal elke basis voor verdere samenwerking getorpedeerd. De Van der Hoevenkliniek heeft
intensief ingezet op klagers behandeling, maar het vertrouwen daarin verloren. Nu de behandeling is vastgelopen, is een nieuwe behandelpoging in die inrichting daarom niet zinvol. Wel is het zinvol in te zetten op een nieuwe poging in een andere
inrichting. In geval van een aangifte is overigens in beide inrichtingen geen verlof mogelijk.

4. De beoordeling
Klager is op 18 juni 2013 gehoord over de voorgenomen overplaatsingsbeslissing. Blijkens de stukken heeft klagers raadsman bij e-mail van 22 juni 2013 het ministerie gemeld dat klager in de Van der Hoevenkliniek heeft vernomen dat hij 27 juni 2013 zal
worden overgeplaatst. In die e-mail heeft klagers raadsman verzocht om heroverweging van het overplaatsingsbesluit. Dit verzoek is bij e-mail van 26 juni 2013 afgewezen. Klager heeft onbetwist gesteld dat hij ten tijde van de daadwerkelijke
overplaatsing op 26 juni 2013 en het indienen van het beroep op 2 juli 2013 nog geen overplaatsingsbeslissing had ontvangen. Klager kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geschikt zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het overplaatsingsverzoek van de Van der Hoevenkliniek van 7 juni 2013, met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde
diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico.

Uit dat overplaatsingsverzoek volgt dat deze kliniek een langdurig behandeltraject met klager heeft doorlopen en daarbij ook heeft ingezet op het beheersbaar houden van de huwelijksproblemen van klager. Verder blijkt daaruit dat klager desondanks zijn
echtgenote bleef bedreigen, dat klager dat ontkent en dat hij inzake de behandelrelatie niet is te motiveren tot open, eerlijk, transparant, begeleidbaar en veilig gedrag; klager vaart zijn eigen antisociale koers en laat zich niet bijsturen. Er is
sprake van een hoge kans op gewelddadig gedrag, zeker wat betreft zijn relatie, en een hardnekkigheid van herhalingspatronen. De Van der Hoevenkliniek acht een voortzetting van klagers behandeling in de kliniek niet langer zinvol gegeven de hoge
risico’s, klagers onbetrouwbaarheid en het gebrek aan daadwerkelijke samenwerking, zoals in dat overplaatsingsverzoek is beschreven en gedeeltelijk door de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris is weergegeven.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de Staatssecretaris op grond van het overplaatsingsverzoek van de Van der Hoevenkliniek van 7 juni 2013 in redelijkheid
kunnen beslissen tot overplaatsing van klager.

Klagers stelling dat hij in de Van der Hoevenkliniek een betere kans op verdere behandeling heeft dan in De Rooyse Wissel kan niet leiden tot een ander oordeel, nu vast staat dat de Van der Hoevenkliniek geen vertrouwen meer heeft in behandeling van
klager in die inrichting en voortzetting daarvan daarom niet zinvol is.
De beroepscommissie wil klager dan ook meegeven in te zetten op een nieuwe behandelkans in De Rooyse Wissel, zodra die inrichting een behandelingsplan heeft opgesteld.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven