Nummer: 13/3268/GB
Betreft: [klager] datum: 23 oktober 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A.T.X. Vonken, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 september 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is vanwege de naderende einddatum van zijn detentie niet gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 12 maart 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Roermond. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 9 november 2012 is het programma aangevangen en is
klager
administratief ondergebracht bij de PIA Roermond. Op 16 augustus 2013 hij teruggeplaatst naar het huis van bewaring van de locatie Roermond. Op 19 augustus 2013 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. Op 23 augustus 2013 is klager
geplaatst
in de gevangenis van de locatie Roermond.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De verdenking tegen klager is niet solide. Klager is na zijn aanhouding direct in vrijheid gesteld. Klager is door de politie aangehouden en in verzekering gesteld op basis van een verdenking
ten
aanzien van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Door een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de locatie Roermond is aan klager medegedeeld dat deze verdenking niet langer relevant is of van belang wordt geacht. Klager is
klaarblijkelijk ten onrechte als verdachte aangemerkt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wordt verdacht van het plegen van nieuwe strafbare feiten tijdens zijn deelname aan het p.p. Naar aanleiding van deze verdenking is klagers deelname aan het p.p.
beëindigd. Uit de door het Openbaar Ministerie (OM) verstrekte informatie blijkt dat de verdenking tegen klager nog steeds bestaat.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. Klagers deelname aan het p.p. is beëindigd omdat hij verdacht wordt van het plegen van nieuwe strafbare feiten tijdens zijn deelname aan het p.p. De beroepscommissie is van oordeel dat het vorenstaande een contra-indicatie vormt voor een
continuering van klagers deelname aan een p.p. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 23 oktober 2013
secretaris voorzitter