nummer: 13/2384/GA
betreft: [klager] datum: 22 oktober 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Torentijd, [...], heeft bij brief van 3 oktober 2013 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens de vondst van softdrugs op klagers cel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens een celinspectie zijn in klagers cel een aantal bolletjes aangetroffen in een pak chocoladepoeder. Klager had geen wetenschap van de
aanwezigheid van deze bolletjes in zijn cel. Klager is op 13 februari 2013 overgeplaatst naar de locatie Torentijd. In zijn cel trof hij diverse levensmiddelen aan van de vorige gedetineerde. Klager heeft hier geen melding van gemaakt, omdat hij deze
levensmiddelen goed kon gebruiken. Klager heeft de inhoud van de diverse potjes en pakjes, waaronder het pak chocoladepoeder, niet gecontroleerd. Het is zeer onwaarschijnlijk, zoals ook door de directeur is opgemerkt, dat een gedetineerde softdrugs in
zijn cel achterlaat. Klager had dit dan ook niet verwacht. Het is gebruikelijk dat een cel door het personeel van de inrichting goed gecontroleerd wordt alvorens een nieuwe gedetineerde in die cel wordt geplaatst. Dat is in dit geval niet gebeurd.
Klager heeft geen celinventarisformulier getekend. Klager verbleef ten tijde van de celinspectie amper een week in de locatie Torentijd. Niet is vast komen te staan dat er daadwerkelijk softdrugs zijn aangetroffen in klagers cel. In het rapport staat
dat is aangetroffen: “Een grote hoeveelheid vermoedelijk bolletjes drugs”. Uit de stukken blijkt niet dat is vastgesteld dat het daadwerkelijk sofdrugs betrof. Om dit te kunnen vaststellen moet hetgeen is aangetroffen worden getest in een laboratorium.
Op zijn minst moet er een voorlopige test zijn uitgevoerd. Dit is niet gebeurd. Klager weet tot op de dag van vandaag niet wat er in de bolletjes zat. Klager ontkent uitdrukkelijk dat hij heeft gezegd dat hij de drugs in bewaring hield voor een
medegedetineerde. Klager zou een dergelijke uitspraak nooit doen. Als klager iets heeft gedaan wat niet is toegestaan, dan geeft hij dit toe.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt als vaststaand aan, nu dit door de directeur niet is weersproken, dat klager op 13 februari 2013 is overgeplaatst naar de locatie Torentijd. In de schriftelijke mededeling, die is opgemaakt naar aanleiding van de inspectie van
klagers cel op 19 februari 2013, staat dat in klagers cel “[e]en grote hoeveelheid vermoedelijk bolletjes drugs”, verstopt in een pak chocoladepoeder, is aangetroffen.
In hoofdstuk 2.2 (‘Uw verblijfsruimte’) van de huisregels van de locatie Torentijd (versie 3.0 d.d. april 2010) staat – voor zover hier van belang – het volgende: “Bij binnenkomst dient u, samen met een p.i.w.-er te controleren of de inventaris van uw
verblijfsruimte compleet is en in goede staat verkeert. Na controle tekent u hiervoor.”. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt of het personeel samen met klager de cel heeft gecontroleerd, alvorens klager in die cel is geplaatst. Klager heeft
aangevoerd dat een dergelijke controle niet heeft plaatsgevonden. De directeur heeft geen door klager ondertekend celinventarisformulier overgelegd. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat het personeel
samen met klager de cel heeft gecontroleerd, alvorens klager in die cel is ingetrokken. Van belang is dat de bolletjes waren verstopt in een (niet door het personeel weggehaald) pak chocoladepoeder dat aan de gedetineerde die voor klager in die cel
heeft verbleven, toebehoorde. Tegen deze achtergrond acht de beroepscommissie klagers stelling dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de bolletjes in zijn cel, , niet onaannemelijk. Bij dit oordeel neemt de beroepscommissie in aanmerking
dat klager op het moment dat de bolletjes in zijn cel zijn aangetroffen (19 februari 2013) minder dan een week in die cel verbleef.
Voorts overweegt de beroepscommissie dat, anders dan de directeur op de zitting van de beklagcommissie heeft aangevoerd, uit het verslag dan wel de schriftelijke mededeling niet blijkt dat klager, tijdens het horen, heeft toegegeven dat er softdrugs in
de bolletjes zat. In ieder geval heeft klager in beklag en beroep betwist dat hij dit heeft toegegeven en aangevoerd dat hij niet weet wat er in de bolletjes zat, omdat deze niet van hem waren. Uit de stukken blijkt niet dat de directeur de inhoud van
de in klagers cel aangetroffen bolletjes heeft laten onderzoeken (door een laboratorium). Derhalve staat niet vast dat de aangetroffen bolletjes (soft)drugs bevatten.
Gelet op vorenstaande omstandigheden, in samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat er onvoldoende grond bestond om klager een disciplinaire straf op te leggen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de
beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te
kennen. Zij bepaalt de hoogte van die tegemoetkoming op € 70,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 70,= toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 22 oktober 2013
secretaris voorzitter