Nummer : 13/3310/STA
Betreft : [klager] datum: 10 oktober 2013
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van zowel
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder de inrichting te noemen, als van mr. D.C. Keuning, raadsman van verzoeker.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting
van 3 oktober 2013, inhoudende het moeten ondergaan van een a-dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt, gedurende een periode van drie maanden met ingang van 7 oktober 2013.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 9 oktober 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 10 oktober 2013.
1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
Verzoeker verblijft al geruime tijd zonder noemenswaardige problemen in de huidige behandelsetting. Hij is goed aanspreekbaar op zijn gedrag. Zijn tbs is op 14 augustus 2013 met twee jaar verlengd. Verzoeker acht medicatie niet noodzakelijk, hetgeen de
inrichting al geruime tijd bekend is. In de expertise van psychiater de B. is overwogen dat uit pro justitia rapportage naar voren komt dat er een verkrachtingspoging is gedaan, maar dat weinig concrete informatie voorhanden is met betrekking tot het
gevaar voor recidive. De B. stelt slechts dat het aannemelijk is dat er “een zeker gevaar” op seksuele recidive is. Onduidelijk blijft in hoeverre medicatie zodanig gevaar zou doen afnemen. Verzoeker betwist derhalve dat het criterium van artikel 16b,
onder a, Bvt van toepassing is. Ook overigens meent verzoeker dat gedwongen geneeskundige behandeling in zijn situatie niet gewenst is.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Verzoeker verblijft sinds 2005 in de tbs. Er is sprake van een onbehandelde psychotische stoornis. Dit vormt een belemmering voor resocialisatie en bewerking van het recidiverisico. Door de psychotische stoornis kan verzoeker geen juiste inschatting
maken van de noodzaak van de behandeling en weigert hij deze behandeling. Verzoeker is van mening dat hij arts is en geen patiënt. Hij is in zijn beleving niet ziek en meent daarom ook geen medicatie nodig te hebben. Door het toedienen van medicatie is
een afname van het gevaar dat de stoornis doet veroorzaken te verwachten. Twee psychiaters hebben geoordeeld dat het aannemelijk is dat zonder de behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke
termijn kan worden weggenomen. Daarom is op 3 oktober 2013 de bestreden beslissing genomen. Alle vereiste stappen uit de Bvt en Rvt zijn doorlopen.
Op 4 oktober 2013 is contact opgenomen met verzoekers raadsman, die een schorsingsverzoek zou indienen. Nadat was gebleken dat een verzoek niet was ontvangen, heeft de inrichting verzoeker geholpen een verzoek in te dienen. De inrichting wacht met het
uitvoering geven aan de beslissing totdat op het schorsingsverzoek is beslist.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. De voorzitter overweegt hieromtrent het
volgende.
Op grond van artikel 16c juncto artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenoemde a-dwangbehandeling indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar, dat de stoornis van de
geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
Uit de toelichting van de behandelend psychiater en de tweede psychiater komt naar voren, dat zonder medicatie verzoeker lang verpleegd zal moeten blijven en mogelijk in de longstay zal belanden, dat hij bij herhaling weigert vrijwillig medicatie in te
nemen en dat herhaalde pogingen hem hiertoe te motiveren zijn mislukt. Het psychotische toestandbeeld van verzoeker maakt behandeling zonder medicatie onmogelijk. Bij die stand van zaken voldoet de beslissing naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter
aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zijn er geen redenen voor schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing.
Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 oktober 2013.
secretaris voorzitter