nummer: 02/220/GA
betreft: [klager] datum: 31 juli 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 16 januari 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2002, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en de heer[...], unit-directeur bij de locatie Ooyerhoek.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om klager waspoeder gratis te verstrekken.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Mijn klacht betreft de zorgplicht die de directeur heeft jegens mij als gedetineerde neergelegd in artikel 44, vierde en vijfde lid, Pbw. De commissie van toezicht bij de penitentiaire inrichting te Krimpen aan den IJssel en deberoepscommissie van de Raad hebben eerder al geoordeeld dat hygiëne van gedetineerden een zorgplicht is van de directie. Wanneer niet aan die uitspraak wordt voldaan kan dat mijns inziens opgevat worden als een weigering.
De directie van de locatie Ooyerhoek heeft jarenlang kosten voor het wassen van kleding op gedetineerden verhaald, terwijl die kosten volgens de wet voor de directie zijn.
De directeur heeft voor de beklagcommissie verklaard dat in de ene locatie van de penitentiaire inrichtingen Achterhoek wel gratis waspoeder wordt verstrekt en in de andere locatie niet. Is dat niet merkwaardig? Uitgangspunt dientte zijn dat alle gedetineerden in staat worden gesteld om zorg te dragen voor hun hygiëne, het wassen van kleding is hier een onderdeel van. Er geldt in de inrichting een wasregeling. Deze komt er in mijn geval op neer dat ik, nadatik eenmaal in de anderhalve maand bezoek heb gehad, dat was voorheen eenmaal per drie maanden, de drie daaropvolgende weken geen aanspraak kan maken op de wasregeling. Het is, gelet op de frequentie van mijn bezoek, voor mijonmogelijk om mijn privé-kleren voor het wassen uit te voeren. Ik ben dan ook geheel afhankelijk van de zorgplicht van de inrichting in dezen.
De huisregels bepalen dat ik niet alleen betaal voor het waspoeder, maar ook voor de afschrijving van de machines en het electriciteitsgebruik. Moet ik straks ook gaan betalen voor het water dat ik gebruik? Bij het huren van eent.v. heb ik de keus om van de aangeboden voorziening gebruik te maken of niet. Dat gaat bij het wassen van kleding niet op. De huisregels verplichten mij om behoorlijk gekleed te gaan en hygiënisch te zijn. Het is dan de plicht vande inrichting om mij daartoe in staat te stellen, zonder hiervoor een vergoeding te vragen.
Sinds de lonen per juni 2001 omlaag zijn gegaan, krijg ik per week een nettoloon van
€ 12,80,= en er wordt verwacht dat ik hiervan meer dan 10% afsta voor het wassen van mijn kleding.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik wil verwijzen naar de uitspraak van de beroepscommissie van 4 maart 2002, nummer 01/2189/GA, waar een zelfde beroep werd behandeld.
We hanteren in de inrichting de regel dat een gedetineerde gratis waspoeder krijgt indien:
-hij minder dan eenmaal per drie weken bezoek ontvangt
-de persoonlijke situatie daarvoor aanleiding geeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als een gedetineerde niet voldoende eigen geld heeft. In de praktijk betekent dit dat wanneer een gedetineerde slechts een inkomen ontvangt terhoogte van het arbeidsloon, hij in aanmerking komt voor het op kosten van de inrichting wassen van zijn privé-kleding.
Klager heeft wel voldoende geld, hij heeft ongeveer € 180,= op zijn rekening staan. Hij krijgt weinig bezoek, maar als het bezoek komt, wordt ongeveer € 90,= op zijn rekening gestort. Hij heeft dus voldoende financiële middelen omwaspoeder te kopen.
In deze inrichting wordt voor deze oplossing gekozen, dat is maatwerk. Ik weet niet hoe dat in andere inrichtingen gebeurt, dat zal verschillend zijn. We kijken naar de draagkracht van iemand maar willen ook een beroep doen op deeigen verantwoordelijkheid van de gedetineerden. Ik voldoe hiermee aan mijn zorgplicht conform de Pbw.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag dat klager beklag heeft ingesteld tegen de weigering van de directeur om klager waspoeder gratis te verstrekken. Deze beslissing dient te wordenaangemerkt als een klager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager dient derhalve te worden ontvangen in zijn beklag.
Artikel 44, eerste lid, Pbw bepaalt dat de directeur er zorg voor draagt dat aan de gedetineerde voeding, noodzakelijke kleding en schoeisel wordt verstrekt danwel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld omhierin naar behoren te voorzien. Het vierde lid van dat artikel bepaalt dat de directeur er zorg voor draagt dat de gedetineerde in staat gesteld wordt zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen.
In de Memorie van Toelichting op dit artikel wordt, voorzover hier van belang, aangegeven dat het betrekking heeft op de materiële verzorging. Het eerste lid bevat een zorgplicht voor de directeur. In de huisregels kunnen ingevolgede slotzin van het tweede lid regels worden gesteld omtrent het gebruik en het onderhoud van kleding (zoals wassen) en schoeisel. De in het vierde lid neergelegde zorgplicht van de directeur heeft betrekking op de verzorging van hetuiterlijk en de lichamelijke hygiëne van de gedetineerde. De woorden ‘naar behoren’ duiden erop dat zulks binnen redelijke grenzen dient te geschieden.
Klager heeft zijn klacht in augustus 2001 bij de beklagcommissie ingediend. De op 10 maart 1999 vastgestelde huisregels, welke op het hier van belang zijnde punt eerst met ingang van 1 januari 2002 zijn gewijzigd, bepalen onder „4.4Persoonlijke verzorging, onderwerp kleding en schoeisel“, dat het niet is toegestaan om wasgoed in- en uit te voeren. De kosten van het wassen zijn voor eigen rekening, tenzij de directeur anders bepaalt.
De beroepscommissie is van oordeel dat de huisregels zoals deze tot 1 januari 2002 op dit punt luidden, in strijd zijn met de in artikel 44 Pbw neergelegde zorgplicht van de directeur en daarmee onverbindend.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd, klager zal alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard en dit beklag zal gegrond wordenverklaard.
De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 20,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,-=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. A.G. Bosch, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 31 juli 2002
secretaris voorzitter