Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2628/GB, 7 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2628/GB

Betreft: [klager] datum: 7 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Scheveningen te Den Haag gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 23 juni 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing van de selectiefunctionaris is onredelijk en onbillijk. De ernst en/of aard van de gepleegde feiten vormen geen zelfstandige grond voor een afwijzende beslissing met betrekking tot vrijheden. De aangevers in de zaken van klager hebben
aangegeven niet langer in Amsterdam woonachtig te zijn. Het advies van het OM is onvoldoende feitelijk en niet deugdelijk onderbouwd. Klager neemt wel deel aan het programma Terugdringen Recidive (TR) en heeft in verband daarmee alle mogelijke
geïndiceerde interventies gevolgd. Klager gedraagt zich naar behoren gedurende zijn detentie en heeft meerdere diploma’s behaald. Het advies van de politie is volgens klager eveneens niet feitelijk onderbouwd. Het is voor klager onduidelijk waarom
redelijkerwijs kan worden vermoed dat klager tijdens zijn vrijheden in het kader van zijn stapeltraject andere leden van de gestelde jeugdgroep zou gaan benaderen. Niet is onderbouwd dat belanghebbende contact heeft onderhouden met deze jeugdgroep
tijdens zijn detentie. Evenmin is onderbouwd om welke jongeren het gaat en waar deze jongeren woonachtig zijn. Volgens klager heeft de reclassering aangegeven dat klager zich aan te stellen voorwaarden kan houden. Klager geeft aan dat de politie niet
tegen het opgegeven verlofadres is en dat de reclassering het verlofadres van klager heeft goedgekeurd. Het adres is geschikt bevonden voor deelname aan een p.p. en voor elektronisch toezicht (ET).

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft geen aanvaardbaar verlofadres. De politie heeft ernstige bedenkingen welke verband houden met de omgeving van het verlofadres. Het opgegeven verlofadres bevindt zich in de omgeving van de, door klager gepleegde, criminele activiteiten. Er
wordt vanuit gegaan dat klager deel uitmaakte van een groep en dat hij tevens de leider was van deze groep. De groep houdt zich momenteel rustig. De broer van klager, die woonachtig is in de omgeving van het verlofadres van klager, wordt nauwlettend in
de gaten gehouden nu het vermoeden bestaat dat ook hij zich bezig houdt met criminele activiteiten. De politie vreest dat, wanneer klager tijdens zijn verloven en tijdens de deelname aan het p.p. terugkeert in zijn oude omgeving, het wel eens gedaan
zou
kunnen zijn met de rust binnen zijn oude criminele omgeving. Tenslotte heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat, wanneer klager een ander verlofadres heeft tijdens het p.p. en dit adres niet in dezelfde omgeving ligt als zijn huidige verlofadres,
er
niets meer plaatsing in een p.p. of z.b.b.i. in de weg staat.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden
opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. In de toelichting op artikel 2 van de Regeling (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol
speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis,
incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het
gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hoewel
de
politie het opgegeven verlofadres heeft goedgekeurd, begrijpt de beroepscommissie dat er toch overwegende bezwaren bij de politie leven indien klager op het verlofadres verblijft. Deze bezwaren houden in dat een verblijf van klager op dit adres tot
hervatting van criminele activiteiten zal leiden door een jeugdgroep die door klager werd geleid. Tegen deze achtergrond is het standpunt van de selectiefunctionaris dat pas bij een gewijzigd verlofadres klager in aanmerking kan komen voor plaatsing in
een z.b.b.i. en aansluitend deelname aan een p.p. niet onredelijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit, mr. J.I.M.W. Bartelds voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 7 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven