Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2793/GV, 14 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2793/GV

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Voor klager is het onduidelijk waar de selectiefunctionaris zijn afwijzing op heeft gebaseerd. Er is geen weigeringsgrond aanwezig. Klager wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit tijdens
zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van een vorige detentie. Gelet hierop is er geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof en wordt het verlenen van verlof maatschappelijk onaanvaardbaar geacht. Klager is in cassatie gegaan en de
veroordeling in hoger beroep kan geen zelfstandige grond vormen voor de afwijzing van zijn verlofaanvraag. Klager werkte niet mee aan de geïndiceerde Cova-training waardoor zijn Terugdringen Recidive-traject (TR-traject) stil is komen te staan. Dit is
geen zelfstandige grond voor de afwijzing van zijn verlofaanvraag. Klager heeft zich tijdens zijn detentie correct, betrouwbaar opgesteld en hij is van onbesproken gedrag geweest. Tijdens zijn eerdere detentie heeft klager verlof genoten en heeft hij
zich hierbij gehouden aan de gestelde voorwaarden. Dit zal nu niet anders zijn. Gelet op klagers naderende einddatum van zijn detentie is het van belang dat hij zich kan voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Klager is hiertegen in hoger beroep
gegaan.
Klager heeft eind augustus 2013 positief gescoord op THC bij het afnemen van een urinecontrole. Op 25 augustus 2013 heeft er een herhalingsonderzoek plaatsgevonden waarbij klager, wederom, positief scoorde op THC. Deze score was de tweede positieve
binnen vijf weken. Overeenkomstig het drugsontmoedigingsbeleid wordt, in dit geval, het eerstvolgende verlof afgewezen. Klagers positieve scores laten zien dat hij niet met vrijheden kan omgaan. Aanvankelijk overwoog de selectiefunctionaris klager het
voordeel van de twijfel te geven, maar zijn positieve scores op THC hebben hier afbreuk aan gedaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Multi Disciplinair Overleg (MDO) van de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft
negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Ook de Vrijheden Commissie van de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel adviseert negatief. Het OM heeft positief
geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens het plegen van diefstal met geweld of bedreiging tegen personen. Tegen dit vonnis is cassatie ingesteld. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire
hechtenis van vier dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. Klagers fictieve einddatum is gesteld op 13 februari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat het feit dat klager twee keer, binnen vijf weken, positief heeft gescoord op drugsgebruik een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt.
Daarnaast heeft klager een nieuw strafbaar feit gepleegd tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Dit vormt een contra-indicatie voor verlofverlening. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 14 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven