Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2636/GB, 14 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2636/GB

Betreft: [klager] datum: 14 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

alsmede van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.L. Heemskerk, namens klager,

beide gericht tegen een op 7 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 28 september 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies blijkt dat klagers gedrag in de inrichting positief is. Uit de stukken wordt niet duidelijk dat de inrichting negatief adviseert met betrekking tot de overplaatsing van klager naar een b.b.i. Klager heeft op 9 augustus 2013
bericht ontvangen van de trajectbegeleider van Binnen Beginnen waarin staat vermeld dat er door de trajectbegeleider van klager positief is geadviseerd ten aanzien van een b.b.i.-plaatsing. Ook uit het re-integratieplan volgt iets soortgelijks. Het
advies van het Openbaar Ministerie (OM) is in tegenspraak met de inhoud van het advies van de politie. Als enige reden voor het negatieve advies van het OM wordt opgegeven dat het OM niet weet of de politie het adres geschikt vindt en of de moeder van
klager akkoord is. De politie acht het verlofadres van klager echter wel geschikt. Klagers moeder staat onveranderd tegenover het verblijf van klager op haar adres tijdens zijn verlof. Het recidivegevaar van klager is niet gebaseerd op actuele
informatie. Het gegeven dat klager een strafblad heeft kan niet blijvend de reden zijn om detentiefasering/verlof aan klager te onthouden. Detentiefasering is bedoeld om recidive tegen te gaan. Klager krijgt op die manier steeds meer vrijheden en wordt
zodoende optimaal voorbereid op zijn terugkeer in de maatschappij. Klager heeft tijdens zijn detentie vele cursussen en interventies gevolgd en heeft deze positief afgerond. Hier wordt geen rekening mee gehouden, waardoor de waarde van deze cursussen
en
interventies nihil is. Nergens uit blijkt dat, als klager met verlof gaat, dit een geschokte rechtsorde teweeg zal brengen. Op de registratiekaart van klager wordt niet vermeld dat klager vluchtgevaarlijk is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies is gebleken dat zowel de politie als het OM negatief hebben geadviseerd met betrekking tot het verzoek van klager. Uit het negatieve advies van de politie is naar voren gekomen dat vooral gevreesd wordt voor recidive en voor het
feit dat klager zich mogelijk zal ontrekken aan zijn detentie. Klager is een zeer actieve veelpleger die deel uit maakt van de High Impact Target lijst. Deze lijst is samengesteld uit straatrovers, overvallers en woninginbrekers. Bij de politie is
klager bekend als vluchtgevaarlijk. Ook het OM adviseert negatief. Het OM laat zich hierbij leiden door de vraag of er wel of geen aanvaardbaar verlofadres aanwezig is. De politie keurt het adres niet af, maar vreest voor recidive. In het
reclasseringsrapport is sprake van een hoog recidiverisico, maar van een laag gemiddeld risico op onttrekken aan voorwaarden en zich houden aan afspraken. In een beperkt beveiligde inrichting is van de benodigde structuur geen sprake.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
het hoge recidiverisico van klager, zoals onder meer vastgesteld in het reclasseringsadvies van 27 juli 2012, waarbij in de loop der jaren sprake lijkt te zijn van een patroon qua delicten, waarbij de delicten (en de component geweld) in ernst
toenemen.
Dat klager inmiddels onder meer de Cova-training heeft afgerond doet hieraan niet af. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 14 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven