Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1859/GA, 19 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1859/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 april 2013 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door diens raadsman mr. D.M. Penn, en [...], juridisch medewerker bij voornoemd PPC.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de algehele celinspectie van 13 maart 2013 alsmede de plaatsing in de afzonderingscel tijdens de celinspectie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De schriftelijke mededeling voorafgaand aan de celinspectie was onjuist gedateerd. Klager had gehoord dienen te worden voordat hij werd uitgesloten van
deelname aan het dagprogramma en in een afzonderingscel werd geplaatst.
Ter zitting heeft klager aangevoerd dat hij naar de afzonderingscel is overgebracht nadat een speurhond bij klager ging zitten. Dit betekent dat klager mogelijk in het bezit was van drugs. Klager is geboeid overgebracht naar de afzonderingscel en heeft
daar enige tijd ontkleed verbleven. Hij heeft geen overall gekregen voor de duur dat het interne bijstandsteam (verder: IBT) zijn kleding onderzocht. Door de onjuiste vermelding van de datum op de schriftelijke mededeling is onduidelijk of de directie
wel toestemming heeft gegeven voor de celinspectie op 13 maart 2013. Klager heeft de inspectie als zeer ingrijpend ervaren.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De datum op de schriftelijke mededeling is abusievelijk niet aangepast, de inhoud van het stuk is evenwel duidelijk. De directie heeft de
bevoegdheid om celinspecties te houden; er is dan ook rechtmatig gehandeld. De plaatsing in de afzonderingscel had niet te maken met de aanwezigheid van eventuele drugs. Er hoefde niet vooraf gehoord te worden. Aangezien er 104 gedetineerden in de
inrichting verblijven is horen ondoenlijk. Er gaan geen eigen medewerkers met een interventie van het IBT mee. Het IBT is een autonoom team en het is onwenselijk als er tijdens een interventie discussie ontstaat tussen het IBT en afdelingsmedewerkers.
Er zijn bij klager geen drugs aangetroffen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het van belang is dat voorafgaand aan algehele celinspecties (spitacties) adequate informatie ten aanzien van de inspectie wordt verschaft. Dit geldt te meer voor een algehele inspectie in een PPC. De informatie die
in dit geval vooraf is verstrekt, was voorzien van een andere datum (27 december 2012) dan de datum (13 maart 2013) waarop de inspectie plaatshad. Nu echter bij de uitreiking van dit formulier mondeling is vermeld dat de aangekondigde inspectie die dag
zou plaats hebben en deze ook direct daarna is gestart, is klager niet in zijn belangen geschaad.

Indien een gedetineerde, in het kader van de inspectie van zijn verblijfsruimte, deze verblijfsruimte moet verlaten, kan hij tijdelijk in een andere ruimte worden ondergebracht. Dit is in de onderhavige zaak vooraf schriftelijk medegedeeld. Deze andere
ruimte kan een afzonderingscel zijn, mits dit voor korte duur is en aan de desbetreffende gedetineerde duidelijk wordt gemaakt dat er enkel sprake is van een tijdelijke plaatsing in verband met de inspectie en dat er geen sprake is van een verdergaande
ordemaatregel dan wel een disciplinaire straf. Het spreekt voor zich dat bij een plaatsing in de afzonderingscel de gedetineerde op dezelfde wijze dient te worden behandeld als ware hij geplaatst in een verblijfsruimte niet zijnde een afzonderingscel.
Daarnaast geldt dat indien gedetineerden in een afzonderingscel zijn geplaatst voor de duur van de inspectie, zij na afloop van de inspectie als eerste teruggebracht moeten worden naar hun eigen afdeling. De beroepscommissie beveelt de directeur aan om
in de schriftelijke mededeling die voorafgaand aan een algehele celinspectie wordt uitgereikt op te nemen dat gedetineerden tijdens een algehele celinspectie in een afzonderingscel kunnen worden geplaatst.

In beginsel dient de gedetineerde bij een plaatsing in de afzonderingscel en bij uitsluiting van activiteiten in het kader van een ordemaatregel, vooraf ter zake te worden gehoord. Dit horen kan, ingevolge artikel 57, derde lid, onder a, Pbw,
achterwege
blijven, indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet. Gelet op de aard van een massale inspectie acht de beroepscommissie aannemelijk dat deze zich verzet tegen het horen vooraf. Daarnaast acht de beroepscommissie geen redelijk belang aanwezig bij
het horen voorafgaand aan de algehele inspectie, mits de aanleiding voor de algehele celinspectie vooraf voldoende duidelijk aan de gedetineerden wordt uitgelegd.

De aanleiding voor de inspectie van 13 maart 2013 was tweeledig. Er bestonden geruchten dat er drugs op de afdeling aanwezig waren en daarnaast vermoedde de directeur dat de brandveiligheid in het geding was, door de vele houtconstructies in de
verblijfsruimtes.
Bij een controle in het kader van de brandveiligheid ligt het voor de hand dat er eerst een gesprek plaats heeft met de gedetineerden waarbij hen verzocht wordt hun verblijfsruimte zelfstandig op te schonen en pas daarna, indien de noodzaak daartoe nog
aanwezig is, een inspectie te houden. Dit ligt uiteraard anders bij een inspectie op grond van het vermoeden van de aanwezigheid van drugs. Verwacht mag worden dat in een PPC maatwerk wordt geleverd, ook ten aanzien van inspecties. De beroepscommissie
doet in dit kader de aanbeveling om in voorkomende gevallen dergelijke onaangekondigde inspecties enkel te laten plaats vinden als er geen andere mogelijkheden zijn. Hiermee wordt het belang van de inrichting als zodanig gediend, maar wordt tevens
recht
gedaan aan de positie van de gedetineerden en meer in het bijzonder aan het voor een PPC kenmerkende klimaat van vertrouwen. Om deze reden ligt het eveneens voor de hand om het afdelingshoofd een coördinerende, actieve rol toe te bedelen tijdens
dergelijke celinspecties en de eigen afdelingsmedewerkers te betrekken bij algehele celinspecties in het algemeen en bij eventuele inbeslagnames van goederen in het bijzonder. De wijze waarop de inspectie van 13 maart 2013 heeft plaatsgehad is onnodig
belastend geweest voor de gedetineerden.

Vorenstaande in aanmerking genomen oordeelt de beroepscommissie als volgt. Gelet op het bepaalde in artikel 34 van de Pbw en de aanleiding voor de celinspectie heeft de directeur in dit geval in redelijkheid kunnen beslissen om over te gaan tot het
uitvoeren van de algehele celinspectie. Hoewel er verscheidene verbeterpunten dienen te worden doorgevoerd met betrekking tot de celinspecties, is de uitvoering van de inspectie op 13 maart 2013 niet dusdanig onzorgvuldig of onbehoorlijk geschied dat
de
klacht gegrond moet worden beoordeeld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 19 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven