Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1133/GV, 12 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1133/GV

betreft: [klager] datum: 12 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 mei 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de Minister twee zaken door elkaar haalt, te wetenstrafonderbreking in verband met de psychische problemen waarmee zijn partner kampt en haar aanstaande bevalling. Klager is van mening dat wordt voldaan aan het criterium om voor strafonderbreking in aanmerking te komen, gelet op deinhoud van zijn verlofaanvraag en de brief van de huisarts van zijn partner. Er is immers duidelijk sprake van een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner. Wat de Minister over recidive heeft overwogen, is onjuist.Klager staat nu anders in het leven dan destijds en wordt binnenkort voor de tweede keer vader. Wat betreft de afweging van klagers persoonlijke belang tegen het belang van de samenleving merkt klager op dat zijn gezin ook deeluitmaakt van die samenleving. Hij heeft strafonderbreking gevraagd om straks met zijn gezin een zo normaal mogelijk leven te kunnen leiden. Het klopt dat zijn einddatum 8 februari 2006 is, maar hij heeft al een groot deel van deopgelegde gevangenisstraf ondergaan.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking kan worden verleend wanneer sprake is van individueel bepaalde, uitzonderlijke en vaak onverwachte gebeurtenis. Klagers partner is tijdens klagers detentie van klager in verwachting geraakt; van een onverwachtegebeurtenis is derhalve geen sprake. De Minister is voorts van oordeel dat niet is gebleken dat klagers partner in ernstige psychische nood verkeert. Klager geeft dit zelf ook aan, gelet op het feit dat hij de strafonderbrekingeerst na de bevalling (vermoedelijk rond 10 november 2002) wil laten ingaan.
Afgezien van het vorenstaande is de Minister van oordeel dat sprake is van contra-indicaties voor het toestaan van strafonderbreking. Klager is wegens het plegen van een zeer ernstig delict veroordeeld tot een gevangenisstraf vantien jaar. De v.i.-datum is bepaald op 8 februari 2006. Vanaf 1986 kwam klager met justitie in aanraking. Proeftijden vormden geen belemmering om te recidiveren. De Minister vreest in dit verband, ook gelet op hetgeen klager en zijnpartner in brieven over hun thuissituatie hebben opgemerkt, voor ernstige verstoring van de openbare orde en/of gevaar voor het plegen van nieuwe strafbare feiten. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien vanklagers verzoek.
Gelet op het vorenstaande heeft de Minister, klagers persoonlijke belang afwegend tegen dat van de samenleving, klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft geadviseerd de gevraagde strafonderbreking te verlenen. Klagers echtgenote is in verwachting en geestelijk ingestort.
Het openbaar ministerie adviseert de gevraagde strafonderbreking niet te verlenen, met name gelet op het lange strafrestant.
De huisarts van klagers partner heeft bericht dat klagers partner flinke psychische problemen heeft.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens het medeplegen van doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 februari 2006.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking eveneens worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende partner.
Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

De beroepscommissie stelt vast dat klager strafonderbreking beoogt in verband met
a) de psychische gesteldheid van zijn partner en
b) de bevalling van zijn partner.
Ten aanzien van a) overweegt de beroepscommissie dat klager zijn stelling onder meer heeft onderbouwd met een verklaring van de huisarts van zijn partner. Deze medicus heeft aangegeven dat klagers partner „momenteel flinkepsychische problemen heeft“. Het had op de weg van de Minister gelegen de medisch adviseur bij het ministerie van justitie in te schakelen om zich een oordeel over de ernst van de situatie te vormen. Door dit na te laten is naar hetoordeel van de beroepscommissie sprake van een onzorgvuldig genomen beslissing.
Ten aanzien van onderdeel b) overweegt de beroepscommissie dat het verzoek om strafonderbreking in verband met de bevalling samenhangt met het gedane verzoek in verband met de psychische gesteldheid van klagers partner.

De beroepscommissie is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de beslissing van de Minister tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Zij zal klagersberoep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen. Hierbij dient de Minister het advies van de medisch adviseur bij het ministerie van justitie inte winnen ten aanzien van het complex van zaken.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 12 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven