Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2715/GB, 1 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2715/GB

Betreft: [klager] datum: 1 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.R. Verkaart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 26 augustus 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het strafrestant van klager is minder dan achttien maanden. Achttien maanden is de grens om in aanmerking te komen voor plaatsing in een b.b.i. Ten nadele van klager is rekening gehouden met het feit dat het strafrestant van klager langer kan worden,
dit in verband met een nog niet-onherroepelijke strafzaak. Deze strafzaak loopt in hoger beroep en er is nog geen zicht op een inhoudelijke behandeling. Het feit dat klager, in deze strafzaak, nog een gevangenisstraf boven het hoofd hangt, mag geen rol
spelen in zijn detentiefasering. Dit zou in strijd zijn met de onschuldpresumptie. De selectiefunctionaris geeft aan dat klager een “aanzienlijke staat van dienst heeft waar het gaat om justitiecontacten”. Klager is één keer eerder veroordeeld voor
meerdere geweldsdelicten en verder betreffen zijn veroordelingen verkeersovertredingen. De politie adviseert positief ten aanzien van klagers verzoek en het verlofadres is akkoord bevonden. Gevreesd wordt voor slachtofferconfrontatie. Klager wenst geen
confrontatie met het en het slachtoffer woont op ruim 40 kilometer afstand van klager. De reclassering heeft zich in het reclasseringsadvies niet uitgelaten over klagers recidiverisico. Uit het selectieadvies blijkt dat de inrichting positief heeft
geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. Klager wenst te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek gelet op het feit dat er maatschappelijke onrust en een onwenselijke confrontatie met het slachtoffer te verwachten is, dat er een reële kans is op recidive, dat er
onvoldoende waarborgen zijn om herhaling te voorkomen omdat klager zich niet wenst te laten behandelen en omdat de zaak nog niet onherroepelijk is. De reclassering heeft geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico en het onttrekken aan de
voorwaarden door klager en de kans dat klager letselschade bij derde veroorzaakt. Dit wordt veroorzaakt door de ontkennende houding van klager. Uit de justitiële documentatie volgt dat klager een aanzienlijke staat van dienst heeft waar het gaat om
justitiecontacten. Gelet hierop is de selectiefunctionaris van mening dat er sprake is van een recidiverisico. Klager heeft nog een strafrestant van ruim zestien maanden. Aannemelijk is dat in de periode waarin klager de straf ondergaat waarvoor hij is
gedetineerd een uitspraak zal worden gedaan terzake van de nog openstaande zaak en dat daarmee het strafrestant langer zal gaan worden dan 18 maanden. In klagers re-integratieplan wordt gesproken van behandeling. Het is verstandig om eerst met de
behandeling te starten en dat dit alvast een resultaat oplevert voordat de maatschappij blootgesteld wordt aan de risico’s die klagers detentiefasering met zich brengt.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht om te worden gehoord. Klager heeft niet aangegeven in welk opzicht de stukken onvoldoende basis bieden voor een adequate beoordeling van de klacht. De beroepscommissie acht zich echter aan de hand van de stukken voldoende
voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie volgt dat er met betrekking tot klager sprake is van een nog niet onherroepelijke strafzaak. Voor deze zaak is klager in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. Tevens is
hierbij de tenuitvoerlegging gelast van een eerder door de strafrechter voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden. Klager verblijft momenteel in voorlopige hechtenis en heeft nog een strafrestant van zestien maanden. Klagers einddatum
staat, gelet op het voorgaande, nog niet vast, waardoor het strafrestant uiteindelijk boven de achttien maanden kan komen. Reeds op deze grond komt klager niet in aanmerking voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. De op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op het hiervoor overwogene met betrekking tot het strafrestant, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 1 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven