Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1620/TB, 2 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1620/TB

betreft: [klager] datum: 2 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 15 mei 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.P. Klaasen, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Van de kant van het ministerie was als toehoorder [...], stagiaire, aanwezig.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening waarbij
het
individueel beveiligingsniveau is vastgesteld als hoog.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 9 februari 1999 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 27 september 2000 geplaatst in FPC De Rooyse Wissel en op 8 juni 2009 in de longstayvoorziening van de
Pompestichting te Zeeland. Op 4 februari 2011 respectievelijk 2 maart 2011 heeft psycholoog Van A. respectievelijk psychiater G. geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten. Op 23 januari 2012 heeft ook de Pompestichting geadviseerd
klagers verblijf in de longstay voort te zetten.Vervolgens heeft de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (Lap) op 27 maart 2012 eveneens geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten en klagers longstaystatus
over
een jaar te herbeoordelen. Op 12 april 2012 heeft de Staatssecretaris beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten. Hiertegen is geen beroep ingediend.
De Pompestichting heeft op 24 januari 2013 opnieuw geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten en op 6 februari 2013 gemeld dat zij een hoog beveiligingsniveau aangewezen acht. De Lap heeft op 24 april 2013 geadviseerd klagers plaatsing
in de longstay voort te zetten met een matig tot hoog beveiligingsniveau en heeft aangegeven dat over twee jaar een nieuwe hertoetsing dient plaats te vinden.
Klager is volgens op 22 augustus 2013 (door de secretaris van de beroepscommissie) verkregen telefonische informatie van de afdeling bevolking op 3 mei 2013 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De lijdensdruk van klager was vanwege het gebrek aan enig perspectief op de longstayafdeling van de Pompestichting te Zeeland erg groot, waardoor het verblijf aldaar steeds meer destructief ging werken. Klager werd wanhopig van de uitzichtloze
situatie,
hetgeen leidde tot suïcidepogingen en agressie (met vaak separatie als gevolg). In Zeeland zat klager voornamelijk op zijn kleine kamer, waardoor hij aangaf dat hij net zo goed dood kon zijn. Bij gelegenheid van de verlengingszitting van de rechtbank
Breda is de oorzaak van klagers agressie ook expliciet aan de orde geweest. Klager is 59 jaar, heeft fors suikerziekte en er loopt momenteel een neurologisch onderzoek naar dementie. Met het ouder worden nemen de lichamelijke klachten toe. Klager
verblijft nu al enige tijd in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. Het gaat nu beter met hem. Daar heerst, in tegenstelling tot in Zeeland, geen cultuur van beheersen van de situatie door voortdurende kamerplaatsing. In Vught kan
klager, voor zover mogelijk met zijn versleten rug, wat werken en in de tuin verblijven. Er is mogelijk meer sprake van ontspanning in de werkrelatie en van meer kwaliteit van leven dan in Zeeland. Dit neemt niet weg dat klager met zijn voornamelijk
As-I-problematiek prima in een longcarevoorziening van de GGZ past. Vrijwel alle As-I-patiënten gaan tegenwoordig met andere titels dan tbs naar de GGZ, mede doordat de GGZ heeft bewezen diverse beveiligingsniveaus te kunnen bieden. Bij klager is
sprake
van een hoge zorgbehoefte. Gelet op de mogelijke oorzaken van zijn gedrag en het feit dat klagers broer met dezelfde problematiek al jaren in een begeleid wonen project van de Reinier van Arkelstichting te Den Bosch verblijft, kan volstaan worden met
een lager beveiligingsniveau. Klager moet op zijn minst de kans krijgen op meer kwaliteit van leven binnen de longcare. Als dit slaagt, is dit winst en als het niet slaagt, kan klager in de longstay teruggeplaatst worden. Bij een andere cliënt van
klagers raadsman is de plaatsing in de longcare goed verlopen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep omdat de bestreden beslissing van 15 mei 2013 ziet op de vaststelling van het beveiligingsniveau en al eerder op 12 april 2012 was beslist tot voortzetting van klagers longstayplaatsing. Als de
beroepscommissie
klager wel ontvankelijk acht, moet het beroep ongegrond worden verklaard. De Pompestichting, de MD-rapporteurs en de Lap concluderen tot voortzetting van klagers longstaystatus. De longcarevoorziening van De Woenselse Poort wil klager vanwege zijn
psychische toestand en agressieproblematiek niet opnemen. Overplaatsing naar een GGZ-instelling wordt op dit moment vanwege klagers problematiek en het vereiste beveiligingsniveau geen reële optie geacht. Dit neemt niet weg dat dit altijd opnieuw
bekeken kan worden.

4. De beoordeling
De Staatssecretaris meent dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen, omdat al op 12 april 2012 is beslist tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening van de Pompestichting en de beslissing van 15 mei 2013 alleen ziet op
de
vaststelling van het beveiligingsniveau. Nu in de beslissing van 15 mei 2013 ook en opnieuw wordt besloten tot plaatsing in een longstayvoorziening, conform het advies van de Lap van 27 maart 2012 om na een jaar de zaak nog eens te bekijken, met
bovendien de vermelding dat de beslissing van 15 mei 2013 in de plaats treedt van die van 12 april 2012, moet dit ontvankelijkheidsverweer worden verworpen. Klager kan derhalve in het beroep worden ontvangen.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 8 juni 2009 in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg (lfz) van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Lap wordt beoordeeld of voortzetting van de
longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.
In de inleiding van het Beleidskader (blz. 9) wordt aangegeven dat dit nieuwe Beleidskader lfz aansluit bij de voorziene stelselwijziging ‘Vernieuwing Forensische Zorg’ (VFZ) van (destijds) het ministerie van Justitie. Om de daarin gestelde doelen te
bereiken wordt het huidige stelsel ingrijpend veranderd. Het nieuwe stelsel wordt vraaggericht: de beveiliging en zorg die de patiënt nodig heeft, bepaalt waar hij/zij wordt geplaatst en daarmee bij welke voorziening die beveiliging en zorg wordt
ingekocht. De doelen van het programma ‘Vernieuwing Forensische Zorg’ gelden onverkort voor de lfz.
Voorts staan in het Beleidskader (blz. 23/24, onderdeel 6.3, uitvoering periodieke toets) drie situaties, onder “Uitkomsten en gevolg van de periodieke toets”, beschreven:
“1. Toets wijst uit dat het recidiverisico is afgenomen en behandeling met als doel resocialisatie weer een optie is. Lap adviseert de Minister de lfz status te beëindigen. Indien de minister besluit de lfz status te beëindigen kan de tbs-gestelde
worden teruggeplaatst naar een voorziening waar de behandeling zich weer richt op resocialisatie.
2. Toets wijst uit dat voor beteugelen van het recidiverisico geen lfz voorziening meer nodig is, maar dat van resocialisatie geen sprake kan zijn. De Lap adviseert de Minister de lfz status te beëindigen en geeft een advies over de vervolgvoorziening.
De lfz status wordt door de Minister beëindigd. Plaatsing op een verblijfsafdeling GGz kan met betrekking tot kwaliteit van leven een optie zijn. In het bijzonder de categorie ‘longcare’ (lage beveiliging en hoge zorgbehoefte) komt hiervoor in
aanmerking. Overwogen moet worden of de tbs-titel beëindigd kan worden bij plaatsing in de GGz.
3. Toets wijst uit dat recidiverisico onveranderd hoog is. De lfz status blijft gehandhaafd.”

Uit de zes jaars verlengingsrapportages van 4 februari 2011 en 2 maart 2011 en het advies van de Pompestichting van 23 januari 2012 komt naar voren dat klager een zeer ernstige en chronische psychiatrische patiënt is die zeer sterk afhankelijk is van
zorg en structuur, en dat bij klager sprake is van chronische delictgevaarlijkheid.

De Lap heeft in haar advies van 27 maart 2012 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten, maar over een jaar een nieuwe herbeoordeling te laten plaatsvinden om te bezien of de ontwikkeling in het uitblijven van fysieke agressie van klager
zich voortzet en of het mogelijk is naar een plaatsing in een longcarevoorziening toe te werken.

De Pompestichting heeft op 24 januari 2013 geadviseerd klagers longstaystatus te continueren, omdat de door de Lap veronderstelde positieve ontwikkeling zich niet heeft voortgezet. Er was in de periode na het advies van de Lap weer sprake van
incidenten, waarbij de agressieproblematiek, klagers geringe frustratietolerantie en beperkte gewetensfunctie een duidelijke rol speelden.
Bij brief van 6 februari 2013 heeft de Pompestichting gemeld dat het behandelteam ten aanzien van klager een hoog beveiligingsniveau geïndiceerd acht. Klagers psychiatrische problematiek is onveranderd aanwezig. De kans op gewelddadig impulsief gedrag
is groot. De combinatie van onmachtsgevoelens, stemmingswisselingen en een hoge mate van impulsiviteit heeft geleid tot incidentmeldingen over situaties waarbij de veiligheid van klager en zijn omgeving in gevaar werden gebracht.

De Lap heeft vervolgens op 24 april 2013 geconcludeerd dat er vooralsnog geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ-voorziening. De Lap schat het individuele beveiligingsniveau als matig tot hoog in en geeft in
overweging dat een benadering waarbij ‘belonen’ meer op de voorgrond staat dan ‘beperken’ het beveiligingsniveau mogelijk naar een laag niveau zou kunnen brengen. De Lap adviseert tot voortzetting van klagers longstaystatus met een nieuwe
herbeoordeling
over twee jaar.

Gebleken is dat alle uitgebrachte adviezen en rapportages de periode van verblijf van klager in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland betreffen. Klager verblijft sinds 3 mei 2013 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te
Vught. Klager en zijn raadsman hebben ter zitting van de beroepscommissie verklaard dat er momenteel geen sprake meer is van voortdurende kamerplaatsingen, en dat er sprake is van een meer ontspannen werkrelatie en meer kwaliteit van leven. Hiermee
lijkt sprake van het gedurende een aantal maanden toepassen van een andere benaderingswijze van klager, zoals door de Lap op 24 april 2013 in overweging is gegeven, en van een gunstige invloed daarvan op klagers gedrag. Deze ontwikkeling is naar het
oordeel van de beroepscommissie op dit moment te pril om daaraan de conclusie te kunnen verbinden dat klagers beveiligingsniveau thans als laag/lager ingeschat zou kunnen worden. De voortgang in deze ontwikkeling dient zich daarvoor over langere
termijn
door te zetten.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening vooralsnog in de rede ligt. Klager voldoet op dit moment nog niet aan het
beeld van een longcare patiënt waarvoor aansluiting zou dienen te worden gezocht bij de hiervoor onder 2. in het Beleidskader lfz genoemde situatie. Het is aan de Pompestichting de Staatssecretaris te adviseren klagers longstaystatus op te heffen ten
behoeve van plaatsing in een longcarevoorziening zodra dat aangewezen wordt geacht.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven