Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2078/GA, 23 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2078/GA

betreft: [klager] datum: 23 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2013, gehouden in p.i. Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Nieuwegein, gehoord.
Klager heeft vooraf schriftelijk laten weten afstand te doen van zijn recht om ter zitting te worden gehoord.

Bij brief van 2 september 2013 heeft de directeur een aanvullende, schriftelijke verklaring overgelegd van het hoofd veiligheid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het gebruik van geweld jegens een medegedetineerde; en
b. de herhaalde oplegging van de disciplinaire straf op 4 januari 2013.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en aan klager een tegemoetkoming van € 140,= toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het formele gebrek in de beslissing van 24 december 2012 is hersteld met de schriftelijke mededeling van 4 januari 2013. Deze mededeling moet niet
gezien worden als een nieuwe beschikking, doch enkel als schriftelijk herstel van het formele gebrek. De disciplinaire straf is en bleef opgelegd bij de beslissing van 24 december 2012.
Ten aanzien van de betrokkenheid bij het incident geldt dat naast klager diverse personeelsleden en medegedetineerden zijn gehoord. Meerdere gedetineerden hebben verklaard dat klager in de keuken aanwezig was ten tijde van het incident en één
medegedetineerde heeft verklaard dat klager de persoon is geweest die heeft geslagen met de pan. Er is geen reden om te twijfelen aan deze verklaringen. Hieruit volgt dat klager de persoon is geweest die heeft geslagen.
De beklagrechter had bij de beantwoording van de vraag of aan klager een tegemoetkoming toekwam, inhoudelijk dienen te toetsen of de oplegging van een disciplinaire straf aan klager, gelet op zijn handelen op 24 december 2012, gerechtvaardigd was. De
tegemoetkoming had, nu de straf terecht was opgelegd, dan ook gematigd dienen te worden.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep gericht tegen het beklag als bedoeld onder a. oordeelt de beroepscommissie als volgt. In meerdere uitspraken van de beroepscommissie, waaronder de uitspraak met kenmerk 13/1001/GA, is geoordeeld dat M. van R. ten tijde van de
onderhavige beslissing op 24 december 2012, niet bevoegd was tot het opleggen van een disciplinaire straf. Het beroep ten aanzien van dit punt zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd.

Ten aanzien van onderdeel b. van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Het uitreiken van een nieuwe beslissing, genomen door een bevoegd persoon, waarbij dezelfde straf voor hetzelfde incident wordt opgelegd, is niet mogelijk. Immers, klager is reeds bestraft voor genoemd incident. Het op 4 januari 2013 nogmaals opleggen
van een disciplinaire straf voor eerder genoemd incident, komt in strijd met het beginsel dat iemand niet tweemaal voor hetzelfde feit mag worden gestraft (ne bis in idem-beginsel). Het beroep zal ook ten aanzien van dit punt ongegrond worden verklaard
en de uitspraak van de beklagrechter zal, met aanvulling van de gronden waarop zij rust, worden bevestigd.

Ten aanzien van het beroep dat is gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming oordeelt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie toetst hierbij of de beslissing in redelijkheid genomen had kunnen worden. Uit de overgelegde stukken en
verklaringen blijkt niet eenduidig dat klager een medegedetineerde heeft geslagen met een pan. Gelet hierop oordeelt de beroepscommissie dat de betrokkenheid van klager bij het incident in de keuken onvoldoende aannemelijk is geworden. De
beroepscommissie kan zich om deze reden en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de bevoegdheid, vinden in het oordeel van de beklagrechter met betrekking tot de tegemoetkoming en zal de uitspraak op dit punt bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dit ziet op onderdeel a. van het beklag, ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre.
Zij verklaart het beroep gericht tegen onderdeel b. van het beklag ongegrond en bevestigt te dien aanzien de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden waarop zij rust.
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen de toegekende tegemoetkoming van
€ 140,= ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 23 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven