Nummer: 13/2594/GB
Betreft: [klager] datum: 23 september 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een gestapeld traject (z.b.b.i./ p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 11 maart 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het opgegeven verlofadres betreft het adres van klagers moeder. Klagers moeder woont één jaar op dit adres en in deze periode is er nooit iets voorgevallen. Er hebben geen politie-invallen plaats gevonden en er zijn geen huiszoekingen geweest. Klager
zegt niet te weten waarom het adres van zijn moeder afgekeurd is als verlofadres. De reclassering heeft een gesprek gehad met klager waarna, door de reclassering, een Risc is afgenomen. Het recidiverisico van klager is hierbij als hoog gemiddeld
ingeschat. Klager is het hier niet mee eens. Zijn recidiverisico is grotendeels op dit strafbare feit gebaseerd. Daarnaast is gekeken naar het strafblad van klager, maar dit betreft feiten van vier tot vijf jaar geleden. Klager is niet eerder voor een
soortgelijk delict, als waarvoor hij nu in detentie verblijft, veroordeeld. Klager wil op een normale wijze terugkeren naar de maatschappij, werken aan zijn toekomst en naar school. Daar is het nu tijd voor. Klager wenst te worden gehoord omdat hij van
mening is dat bij een schriftelijke behandeling niet alles aan de orde zal komen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het recidiverisico van klager is door de reclassering als hoog gemiddeld ingeschat. Klager heeft zich tijdens het gesprek met de reclassering beroepen op zijn zwijgrecht waardoor, de reclassering, geen goed beeld kon krijgen over de vraag of en in
hoeverre er risico zou zijn dat klager zich aan de voorwaarden zou onttrekken. De reclassering stelt dat er een risico is op letselschade bij willekeurige personen. Ook het Openbaar Ministerie (OM) heeft bezwaar tegen het toekennen van Algemeen Verlof,
plaatsing in een b.b.i., z.b.b.i., plaatsingstraject en deelname aan een penitentiair programma (p.p.). Het OM heeft bezwaar omdat klager zich schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige overval te Marknesse waarvoor hij een lange gevangenisstraf
opgelegd heeft gekregen. Bij de gewelddadige overval zijn de slachtoffers besprenkeld met benzine waardoor zij vreesden voor hun leven. Het OM heeft hierbij de ernst van het strafbare feit, de duur van de opgelegde straffen en het feit dat er geen
goede
inschatting gemaakt kan worden van het recidiverisico van klager omdat klager zich beroept op zijn zwijgrecht in aanmerking genomen. Bij het verlenen van verlof aan klager bestaat het risico op maatschappelijke onrust. De politie betrekt in zijn advies
eveneens de kans op maatschappelijke onrust.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht om te worden gehoord. Klager heeft niet aangegeven in welk opzicht de stukken onvoldoende basis bieden voor een adequate beoordeling van de klacht. De beroepscommissie acht zich echter aan de hand van de stukken voldoende
voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.
4.2. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dit artikel wordt voorts bepaald, dat in afwijking van het eerste lid, voor plaatsing in een zeer beperkt
beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking kunnen komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is.
4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie overweegt hierbij dat de
reclassering het risico op onttrekking aan de voorwaarden niet heeft in kunnen schatten, onder andere doordat klager zijn delict ontkent. Hij heeft zich in het verleden niet aan gestelde voorwaarden gehouden. Het recidiverisico van klager wordt door de
selectiefunctionaris en de reclassering hoog/gemiddeld ingeschat, wat, mede gezien de aard van het feit waarvan klager wordt verdacht, terecht een contra-indicatie voor het door klager verzochte traject . Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 23 september 2013
secretaris voorzitter