Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2317/GB, 26 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2317/GB

Betreft: [klager] datum: 26 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M. Feenstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 juli 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen te Den Haag ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 7 februari 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Dordrecht. Op 18 juni 2013 is hij overgeplaatst naar het PPC Scheveningen, een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 20 c van de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager vindt dat de indicatiestelling voor plaatsing in een PPC van de directeur van het Justitieel Medisch Centrum (JMC) en van de p.i. Dordrecht vele onjuistheden en leugens bevat. Klager heeft nooit geklaagd over lichamelijke klachten en deze zijn
evenmin waargenomen. Klager heeft nooit een hartstilstand gehad. Klager heeft, op twee uur na, nooit gewerkt in de inrichting en zijn gezondheid is hierdoor niet achteruit gegaan. Klager voelt zich gezond, sterk en fit. Klager meent dat er geen
psycholoog of psychiater is die meent dat er sprake is van een psychiatrische stoornis, van een persoonlijkheidsstoornis of van psychosociale problemen. Klager heeft geen last van verslavingsproblematiek of van een verstandelijke beperking. Nadere
observatie is niet vereist. Klager weet niet waar de inrichtingspsycholoog haar advies op grondt. Klager vindt dat hij terug kon naar de p.i. Dordrecht nadat hij tijdelijk in het JMC was geplaatst. Toen er zowel in het JMC als in de p.i. Dordrecht geen
plek voor hem was, is klager overgeplaatst naar het PPC Scheveningen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager weigerde zijn medicatie voor behandeling van zijn diabetes in te nemen waarna klager tijdelijk in het JMC is geplaatst. Klager verbleef in de p.i. Dordrecht en stond hier ook ingeschreven. De directeur van de p.i. Dordrecht was verantwoordelijk
voor klager. Door de p.i. Dordrecht werd een voorstel gedaan om klager, na zijn verblijf in het JMC, niet terug te laten keren naar de p.i. Dordrecht maar over te plaatsen naar een PPC. Dit advies werd, door middel van een indicatiestelling,
ondersteund
door een gedragskundige. De directeur en de gedragskundige van de zendende inrichting zijn verantwoordelijk voor de indicatiestelling waardoor de al dan niet gegeven ondersteuning van de gedragskundige van het JMC er niet toe doet. Mocht in het PPC
blijken van een onjuiste indicatie, dan zal er vanuit het PPC actie volgen.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC Scheveningen te Den Haag is een gevangenis voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van het bepaalde in art. 20c van de Regeling komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat
de
directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch
overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
indicatiestelling voor plaatsing in een PPC volstrekt onvoldoende is gemotiveerd. Uit de indicatiestelling blijkt niet dan wel onvoldoende dat er sprake is van een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking waarvoor forensische zorg is geïndiceerd of dat er ten aanzien van klager in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist. Klager is voor behandeling
geplaatst in het JMC. De directeur van de p.i. Dordrecht en de directeur van het JMC zijn tot de conclusie gekomen dat het, gezien de medische toestand van klager, wenselijk is klager in het PPC Scheveningen te plaatsen. Onvoldoende gemotiveerd is
waarom klager in verband met zijn medische toestand in het PPC Scheveningen dient te verblijven. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming
van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 26 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven