Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0315/GM, 30 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/315/GM

betreft: [klager] datum: 30 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 7 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel te Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 30 januari 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 18 december 2001, betreft het niet verstrekken van medicatie die in klagers geneesmiddelenpaspoort vermeld staat en het verstrekken van medicatieop andere tijdstippen dan die waarop klager zelf zijn medicatie thuis innam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De medicatieverstrekking geschiedt niet overeenkomstig klagers geneesmiddelenpaspoort. Hij krijgt ongeveer 120 tabletten minder dan hij zou moeten krijgen.
Verder is er nog steeds sprake van een verstoorde relatie tussen klager en de medische dienst. Er wordt niet op briefjes van klager gereageerd en de verpleegkundige is langs geweest met de mededeling dat ze niets meer voor klagerdoen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager kwam de inrichting binnen met een uitgebreide medicatie, hetgeen te lezen stond in zijn medicijnenpaspoort. De inrichtingsarts heeft, ook na ingewonnen informatie bijzijn huisarts, dit beleid maar gehandhaafd. In het begin is er even verwarring geweest over de tijdstippen van inname. De medicatie wordt verstrekt overeenkomstig zijn geneesmiddelenpaspoort.
Er is geen sprake van een verstoorde relatie. Aangezien klager veel briefjes schrijft is het mogelijk dat hij niet altijd antwoord krijgt. Niet alle briefjes bevatten een expliciete vraag om hulp. De verpleegkundigen doen hiernimmer de mededeling dat ze niets meer voor iemand doen.

3. De beoordeling
Voldoende aannemelijk is dat klager de medicatie verstrekt krijgt overeenkomstig zijn geneesmiddelenpaspoort. In het begin is er mogelijk enige verwarring geweest over de tijdstippen van inname, maar daarna is de medicatie op dejuiste tijdstippen verstrekt.
Blijkens klagers medisch dossier heeft hij voorts regelmatig contact gehad met de medische dienst van de inrichting. Daarbij is nimmer gebleken van enig nalaten of minder adequaat handelen, danwel een weigering om gevraagde uitlegte verschaffen. De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 30 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven