Nummer: 13/2148/GB
Betreft: [klager] datum: 17 september 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 14 december 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden. Op 14 juni 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is zonder overleg naar de p.i. Lelystad overgeplaatst. Hij heeft met het personeel zelfs nog gesproken over overplaatsing naar de locatie Groot Bankenbosch te
Veenhuizen. In de week voordat de beslissing tot overplaatsing werd genomen, gaf het personeel nog aan dat zij het goed vonden gaan en dat zij een goed gesprek met klager hadden gehad. Klager had ook overgeplaatst kunnen worden naar een andere afdeling
of een inrichting dichter bij zijn thuisfront. Hij kan nu zijn kind en zijn ouders niet zien. Hij is alleen wegens vermoedens overgeplaatst. De selectiefunctionaris verwijst naar klagers softdrugsgebruik. Medegedetineerden die vaker softdrugs gebruiken
zijn echter niet overgeplaatst.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is destijds op zijn eigen verzoek in de p.i. Leeuwarden geplaatst. De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft om overplaatsing
verzocht vanwege klagers gedrag. Klager is bezig met stemmingmakerij over de rug van een personeelslid, ten faveure van zichzelf. Hij legt met zijn beschuldigingen, intimidatie, drukte, rumoer en onrust die er om zijn persoon is ontstaan een extreem
hoge druk en belasting op de afdeling waar hij verblijft. Door het gedrag van klager is er ook onrust en irritatie ontstaan bij medegedetineerden. Dit heeft nog niet tot fysiek geweld geleid, maar het is niet uit te sluiten dat dit op korte termijn
gebeurt. Er zijn vele gesprekken gevoerd met klager, maar hij bleek niet van plan zijn gedrag te veranderen, zodat een langer verblijf in de p.i. Leeuwarden niet mogelijk was. Daar komt bij dat klager vele malen disciplinair is gestraft voor het
gebruik
van softdrugs en hij dit gebruik gewoon voortzet. Gezien deze omstandigheden heeft de selectiefunctionaris geen rekening gehouden met klagers wensen, maar is gekeken in welke inrichting plaats was. Klager kan te allen tijde een overplaatsingsverzoek
doen, waarbij dan opnieuw kan worden bekeken of zijn verzoek gehonoreerd kan worden.
4. De beoordeling
In het selectieadvies van de directeur van de p.i. Leeuwarden van 5 juni 2013 is vermeld dat klager door zijn gedrag in de inrichting vaak negatief in beeld komt. De pogingen om de samenwerking met klager vorm te geven, hebben niet het gewenste
resultaat opgeleverd. Diverse malen is geprobeerd om afspraken met klager te maken over een in te zetten traject, maar klager conformeert zich niet aan deze afspraken. Er is geen sprake meer van een constructieve samenwerking. De beroepscommissie is
van
oordeel dat genoemde omstandigheden voldoende aanleiding vormen om klager over te plaatsen naar een andere inrichting. Gelet op klagers gedrag, daarbij in aanmerking genomen dat uit het selectieadvies volgt dat hij verscheidene keren disciplinair is
gestraft voor het gebruik van softdrugs, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om klager in de gevangenis van de p.i. Lelystad te plaatsen, omdat daar op dat moment plaats was, niet als onredelijk of onbillijk
kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 september 2013
secretaris voorzitter