Nummer: 13/2190/GB
Betreft: [klager] datum: 17 september 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 juli 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een inrichting in de regio Vlissingen of Schiedam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 18 december 2012 gedetineerd. Hij verblijft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is het er niet mee eens dat zijn verzoek om overplaatsing is afgewezen. Hij heeft geen zorg nodig en er wordt niet uitgelegd waarom hij zorg nodig zou hebben. Hij is
niet psychisch ziek en is dit ook nooit geweest. Hij wil graag een psychisch en een lichamelijk onderzoek ondergaan buiten het PPC. Hij zit al vanaf december 2012 in het PPC in Amsterdam en heeft zijn ouders en zijn gezin al die tijd niet gezien. Ook
werken er vrienden van zijn vijanden in het PPC. Volgens klager is sprake van een onveilige situatie. Hij denkt dat hij vermoord zal worden. Hij heeft de psychiaters en psychologen niet nodig. Klager wil zijn beroep graag mondeling toelichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft nog steeds zorg nodig en hij heeft er dan ook geen baat bij dat zijn behandeling wordt onderbroken. De gedragsdeskundige
geeft ook duidelijk aan dat een overplaatsing op dit moment geen meerwaarde heeft. Daarbij heeft klager op dit moment ook geen contact meer met zijn familie.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht om zijn beroep mondeling toe te lichten. Nu klager dit verzoek niet heeft onderbouwd en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie het verzoek af.
4.2. Klager heeft aangegeven met spoed, buiten het PPC, een psychisch en lichamelijk onderzoek te willen ondergaan. De beroepscommissie overweegt dat zij niet bevoegd is op een dergelijk verzoek te beslissen. Klager kan bij de medische dienst van de
inrichting indienen.
4.3. Voor zover klager verzoekt om overplaatsing naar een inrichting in de regio Vlissingen of Schiedam, overweegt de beroepscommissie als volgt. De selectiefunctionaris geeft aan dat klager er geen baat bij heeft dat zijn behandeling wordt
onderbroken. Uit het selectieadvies van het PPC Amsterdam van 3 juli 2013 volgt dat klager vanuit zijn stoornis weigert mee te werken aan behandeling. Ook weigert hij een somatisch onderzoek in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam. Er zijn op
dit
moment geen mogelijkheden voor behandeling, maar er wordt wel geprobeerd om uit de impasse te geraken. De selectiefunctionaris geeft verder aan dat klager zorg nodig heeft. Uit het selectieadvies volgt dat overplaatsing naar een ander PPC naar
verwachting geen effect zal hebben en dat met een overplaatsing het probleem slechts wordt verplaatst. Volgens de directeur van het PPC Amsterdam heeft klager een prima werkrelatie met de begeleiders en behandelaars op zijn huidige verblijfspaviljoen.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het selectieadvies voldoende blijkt dat ten aanzien van klager verblijf in een PPC nog steeds is geïndiceerd en dat overplaatsing naar een ander PPC, voor zover klager dat al zou willen, op dit moment geen
oplossing biedt. Bovendien zijn bezoekproblemen inherent aan het ondergaan van de detentie. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot afwijzing van klagers
verzoek. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 september 2013
secretaris voorzitter