Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0861/GB, 25 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/861/GB

Betreft: [klager] datum: 25 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [...] 1981, verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 april 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Nieuw Vosseveld II te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 16 juni 2001 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuwegein te Nieuwegein. Op 22 maart 2002 is hij geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld II, waar een regime van beperktegemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 21 februari 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 oktober 2002.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Hij werkte eerst als mobiele reiniger, maar moest met dit baantje stoppen, omdat hij positief scoorde op softdrugs bij een bij hem afgenomen urinecontrole. Hij ging toen naar de werkzaal waar hij inpakwerk moest doen. Hij kende dewerkmeester al, omdat hij hem tijdens het schoonmaken altijd tegenkwam in de gang en vaak grappen met hem maakte en moppen vertelde.
Nadat hij een tijdje gewerkt had in de werkzaal ging hij even pauzeren. De werkmeester kwam toen bij hem staan en hij had een stanleymes bij zich. Klager en de werkmeester praatten en lachten wat en kwamen te spreken over eengijzeling in Amsterdam. Klager vroeg de werkmeester hoe hij het zou vinden om gegijzeld te worden. De werkmeester antwoordde toen dat hij daarvoor was opgeleid. Hij gaf klager vervolgens het stanleymes, ging vóór hem staan endraaide zich om. Klager draaide het mes om met de mespunt naar zich toe ter voorkoming dat één van beide zich zou bezeren en legde zijn hand met stanleymes op de schouder van de werkmeester. Na enkele seconden pakte de werkmeesterklagers hand en wilde hem in de houtgreep leggen. Klager gooide daarop het mes van zich af en liet zich in de houtgreep leggen. De werkmeester en klager lachten, maar andere werkmeesters zagen het voorval en renden naar hen toe. Dewerkmeester maakte naar de anderen een gebaar dat het de bedoeling was en dat ze rustig moesten zijn. Klager gaf de werkmeester een hand en ging daarna weer aan het werk. Na anderhalf tot twee uur moest hij meekomen naar het kantoorwaar alle werkmeesters zaten. Hem werd toen gezegd dat er een schriftelijk verslag gemaakt zou worden. Hij begreep er niks van en zei dat er een vergissing gemaakt werd, omdat het een geintje was.
Op klagers afdeling aangekomen heeft hij nog met een bewaarder en met het afdelingshoofd gesproken. Die zeiden hem ook dat hij zich niet druk hoefde te maken. Een paar uur later werd hij echter door het calamiteitenteam uit zijn celgehaald en geboeid naar de isoleercel gebracht.
Hij heeft veertien dagen isoleercel gekregen en is overgeplaatst naar de BGG-afdeling (beperkt gemeenschapsgeschikt) in Vught. Dit is volledig onterecht. Klager wil naar een normaal regime.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het h.v.b. Nieuwegein heeft een incident plaatsgevonden. Uit het door de medewerker arbeid op 19 maart 2002 opgemaakte schriftelijke verslag komt hieromtrent het volgende naar voren.
Klager nam van het begin af aan al een dominante houding aan en wilde de baas spelen. Toen de werkmeester naar een pallet liep om karton te gaan snijden, zei klager: "geef dat mes maar aan mij". De werkmeester deed dat, in deveronderstelling dat klager het karton zou gaan snijden. Klager kwam daarop echter met de vraag: "wat vind je ervan als ik je ga gijzelen?". De werkmeester antwoordde daarop: "wat wil je dan, wat wil je dan doen?". Van het ene ophet andere moment stond klager achter de werkmeester en zette hem het mes op de keel. De punt van het mes was zo duidelijk voelbaar dat de werkmeester in een reflex reageerde en zo het mes bij zijn keel vandaan kon krijgen. Daarnapakte hij klager in een houtgreep en had hem onder controle. De werkmeester tilde hem op en zette hem tegen de muur. Toen klager de collega-werkmeesters zag, zei hij dat het een geintje was.
Klager behoefde regelmatig correcties. Klagers gedrag bij het laatste incident en agressie naar personeel toe, zeker met een mes, is ontoelaatbaar. Plaatsing in een regime van beperkte gemeenschap lijkt dan ook juist.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Nieuw Vosseveld II is een Vught voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager te plaatsen in een inrichting met eenregime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 25 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven