Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2247/GM, 9 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:09-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2247/GM

betreft: [klager] datum: 9 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 juli 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 2 september 2013 in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel.
Klager bevindt zich inmiddels in vrijheid, maar heeft geen woon- of verblijfadres doorgegeven en kon derhalve niet op behoorlijke wijze worden opgeroepen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 12 juni 2013, betreft het feit dat de inrichtingsarts klagers klachten niet serieus neemt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager heeft heel veel problemen en voelt zich erg ziek. In beroep voert hij aan dat het hoofd zorg klager als ongeloofwaardig zou beschrijven als klager niet zou schikken.
Bij zijn arrestatie is er nekletsel opgetreden, de Minister van Veiligheid en Justitie wil dit niet onderzoeken omdat er dan sprake zou blijken te zijn van zinloos geweld (door Veiligheid en Justitie toegebracht). Als je nekwervel verschoven is krijg
je
daarna allerlei andere lichamelijke klachten.
Dat er niets in klagers bloed te vinden is komt omdat de Minister van Veiligheid en Justitie acht jaar geleden is gestopt met het verstrekken van interferon, waardoor klager geen correcte bloedwaarden meer heeft.

Het hoofd zorg heeft namens de arts tegenover de medisch adviseur aangegeven dat klager niet met haar of met de arts over zijn klacht wil praten en de arts er zodoende ook geen reactie op heeft kunnen geven. Zij veronderstelt dat het medisch dossier
voor zich spreekt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie leidt uit de stukken af dat de inrichtingsarts de te behandelen klachten op adequate wijze heeft behandeld. Anders dan klager stelt is niet aannemelijk dat de door hem beschreven klachten het gevolg zijn van eerder opgelopen
nekletsel. Wat er overigens van dat nekletsel ook zij, niet is gebleken dat klager die specifieke klachten aan de arts heeft voorgelegd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 september 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven