nummer: 13/2682/GV
betreft: [klager] datum: 16 september 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Scholte, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 augustus 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In het kader van de resocialisatie is het essentieel dat klager met zijn verloven begint. De reclassering en de inrichting zijn positief. Klagers strafrestant is nog negen maanden en het is de bedoeling dat klager onder elektronisch toezicht zal
komen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verlofverzoek is afgewezen in verband met het feit dat klager is veroordeeld voor een ernstig delict gepleegd in oktober 2012 tijdens de proeftijd van een veroordeling van 18 juli 2012. Kennelijk is een stok achter de deur onvoldoende om klager
ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen waarbij geweld en wapens worden gebruikt. Het openbaar ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd vanwege de maatschappelijke onrust. Voorts is het gezien de einddatum van klagers detentie nog te
vroeg om klager in aanmerking te laten komen voor verlof.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder de voorwaarden dat klager zich meldt bij de politie, zich niet begeeft in Beverwijk en dat klager zich bevindt op het verlofadres
tussen 20.00 uur en 08.00 uur.
Blijkens het advies vrijheden schat de reclassering het recidiverisico in als hoog gemiddeld. Klager is aangemeld voor de training cognitieve vaardigheden.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft negatief geadviseerd vanwege de maatschappelijke onrust die zou ontstaan, indien bekend zou worden dat klager reeds nu verlof geniet en vanwege het risico van ongewenste
confrontatie met de slachtoffers. Indien deze laatste overweging niet doorslaggevend zou zijn dan dient de voorwaarde te worden opgenomen dat klager zich tijdens de verloven niet in Beverwijk mag begeven.
De politie heeft geadviseerd klager een meldplicht op te leggen tijdens de verloven bij het wijkteam. Voorts moet het verlof niet gelijktijdig zijn met de mededader. De mededader is klagers directe buurman.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens het medeplegen van een gewapende overval. De einddatum van detentie is gesteld op 6 juni 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 5 verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie constateert dat klager vlak na zijn veroordeling voor inbraak in de proefperiode een gewapende overval heeft gepleegd. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag wegens het risico van maatschappelijke
onrust. De reclassering acht de recidivekans hoog gemiddeld.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheidheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de inrichting, een afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag rechtvaardigen.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt.
Voorts overweegt de beroepscommissie dat naarmate de einddatum van de detentie nadert het belang van klager bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de samenleving zwaarder dient te wegen ten opzichte van de risico’s die
verlofverlening met zich meebrengen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol , voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 september 2013
secretaris voorzitter