Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1772/TB, 11 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1772/TB

betreft: [klager] datum: 11 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. K.K. Hansen Löve, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 februari 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. K.K. Hansen Löve om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC Veldzicht te Balkbrug en daarmee klagers verzoek om plaatsing in FPC De Kijvelanden afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
De Staatssecretaris heeft op 22 februari 2013 beslist klager te plaatsen in FPC Veldzicht, welke beslissing op 25 februari 2013 aan klager is uitgereikt. Op laatstgenoemde datum is klager geplaatst in FPC Veldzicht. Op 28 februari 2013 heeft klager
beklag ingediend.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Verzocht wordt om klager ontvankelijk te verklaren in het beroep ook al heeft hij dit niet geheel volgens de procedure bij de juiste instantie ingediend. Gezien de wirwar aan procedures kan het niet alleen de verantwoordelijkheid zijn van tbs-gestelden
om de juiste rechtsingang te kiezen zonder rechtskundige bijstand. Het had vervolgens op de weg van de commissie van toezicht gelegen om de klacht/het beroep van klager door te geleiden naar de juiste instantie.
Twee emails van de coördinator plaatsing forensische zorg aan medewerkers van FPC Veldzicht worden overgelegd.
Klager is het in het bijzonder niet eens met de hem destijds toegekende status van beheers- en vluchtgevaarlijk. Hoewel deze status inmiddels uit zijn dossier is verwijderd wenst klager de gang van zaken door de beroepscommissie te laten beoordelen.
Jegens hem is buitengewoon onzorgvuldig gehandeld en hij heeft hierdoor nadeel ondervonden. Zonder deze status was hij wellicht wel voor plaatsing in een inrichting dichter bij zijn familie in aanmerking gekomen. Het heeft nog zeven volle weken
geduurd,
van 25 februari 2013 tot 15 april 2013, tot klager op een normale afdeling kon worden geplaatst. Klager wenst hiervoor een gecompenseerd te worden. Door deze valse start heeft zijn behandeling achterstand opgelopen. FPC Veldzicht heeft als reden voor
deze gang van zaken opgegeven dat de inrichting de handen vol had in die periode in verband met de bezuinigingsplannen van de Minister. Uit de stukken blijkt volstrekt niet dat klager agressief of vluchtgevaarlijk zou zijn. Uit de email van 5 maart
2013
blijkt dat de beoordelingsprocedures ten aanzien van eerste opnamen vanuit een penitentiaire inrichting zullen worden aangescherpt naar aanleiding van klagers casus. Klager heeft hier geen voordeel meer van. Hij is benadeeld door de procedure die in
zijn geval is gevolgd. Hij is voor zijn plaatsing nooit voor screening bezocht door een medewerker van de tbs-inrichting waarvoor hij al in januari 2013 was geselecteerd. Hij ontkent gehoord te zijn door een medewerker van het b.s.d. Het hoorformulier
is ook niet ondertekend door klager, waardoor niet is na te gaan of hij daadwerkelijk is gehoord. Uit de reactie namens de Staatssecretaris volgt dat klager als beheersgevaarlijke en zwakbegaafde tbs-gestelde niet voor alle soorten inrichtingen in
aanmerking komt. Hieruit blijkt dat de EVBG-status wel degelijk van invloed is geweest voor wat betreft de keuze van de inrichting. FPC De Kijvelanden zou in ieder geval niet geschikt zijn en FPC 2Landen wel, maar die wordt gesloten. Klager zal, nu
duidelijk is dat FPC Veldzicht zal worden gesloten te zijner tijd moeten worden overgeplaatst. Dit zal een voortvarende behandeling van klager niet ten goede komen. Verzocht wordt om klager een tegemoetkoming van € 10,= per dag die hij ten onrechte op
de ICU-afdeling van FPC Veldzicht heeft doorgebracht toe te kennen. Daarnaast wenst klager een reiskostenvergoeding voor zijn familieleden die het nu niet kunnen opbrengen om hem in FPC Veldzicht te bezoeken.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
De beslissing is op 25 februari 2013 aan klager uitgereikt en klager heeft op 5 maart 2013 beklag ingediend tegen deze beslissing bij de beklagcommissie. Op 5 juni 2013 heeft hij beroep aangetekend bij de beroepscommissie. Dit is niet binnen de termijn
als vermeld in artikel 69, vierde lid, Bvt juncto artikel 58, vijfde lid, Bvt. De stelling dat het op de weg van de commissie van toezicht had gelegen om klagers beroep door te sturen naar de bevoegde instantie ontslaat klager niet van de verplichting
om zelf tijdig beroep in te stellen bij de juiste instantie. Klager heeft geen geldige reden opgegeven voor de termijnoverschrijding en is niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Inhoudelijk wordt aangevoerd dat uitgangspunt bij plaatsing is dat iedere tbs-inrichting geschikt is voor opname van alle tbs-gestelden met uitzondering van bepaalde categorieën zoals beheersgevaarlijke en zwakbegaafde verpleegden. Uit
testpsychologisch
onderzoek is naar voren gekomen dat het IQ van klager lager is dan 80 en dat klager om die reden slechts in een beperkt aantal inrichtingen kan worden opgenomen waarvan FPC Veldzicht er een is. FPC De Kijvelanden beschikt niet over een afdeling voor
zwakbegaafde verpleegden, waarmee de plaatsing aldaar niet tot de mogelijkheden behoort. Plaatsing in FPC 2Landen, die wel beschikt over een dergelijke afdeling, is geen optie nu deze inrichting per 1 januari 2015 gesloten zal worden. Voor zover het in
het kader van klagers behandeling noodzakelijk is om zijn netwerk hierbij te betrekken, zullen hierdoor door de inrichting de benodigde maatregelen worden genomen.

4. De beoordeling
Uit een aantekening van het secretariaat van de beklagcommissie volgt dat klagers beklag van 28 februari 2013, gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden, door de beklagcommissie als afgedaan is beschouwd en
dat aan de Raad verzocht zal worden om de behandeling van de zaak over te nemen. Dit verzoek is abusievelijk niet gedaan. Gelet hierop en op de persoon van klager zal de beroepscommissie klager ontvangen in het beroep.

Door de raadsvrouw is aangevoerd dat klager ontkent vóór het nemen van de bestreden beslissing te zijn gehoord en dat hij het hoorformulier niet heeft ondertekend. Uit het bij de stukken gevoegde hoorformulier volgt dat klager op 21 februari 2013 is
gehoord met betrekking tot de voorgenomen plaatsing in FPC Veldzicht. Een handtekening van klager op het hoorformulier is geen wettelijke vereiste. Gelet op het bovenstaande acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de hoorplicht zou zijn
geschonden.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

Bij klager is vastgesteld dat hij zwakbegaafd is en dat dit een criterium vormt waarmee rekening dient te worden gehouden bij de selectie en plaatsing in een tbs-inrichting. Niet iedere inrichting biedt mogelijkheid tot behandeling van deze categorie
verpleegden. In dit verband is irrelevant of de EBVG-status al dan niet meer van kracht was.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de Staatssecretaris de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en toenmalige gegevens omtrent het al
dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.

Klagers stelling dat hij in verband met de aangekondigde sluiting van FPC Veldzicht te zijner tijd zal moeten worden overgeplaatst, is juist. Op klagers verdere stelling dat dit een voortvarende behandeling niet ten goede zal komen, kan niet vooruit
worden gelopen.

De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren
boven het belang van een plaatsing op korte termijn in FPC Veldzicht. Het is aan de inrichting te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn familieleden daarbij worden betrokken. De wijze waarop door een
tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager te plaatsen in FPC Veldzicht, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

Voor zover klagers beroep gericht is tegen de toekenning aan klager destijds van de status `beheers- en/of vluchtgevaarlijke' overweegt de beroepscommissie dat hiertegen geen rechtsmiddel openstaat. Voor zover klagers beroep gericht is tegen de
beslissing om hem in de FPC Veldzicht op een ICU-afdeling te plaatsen, overweegt de beroepscommissie dat dit een beslissing ex artikel 32 van de Bvt betreft die door het hoofd van de inrichting en niet door de Staatssecretaris wordt genomen. In zoverre
zal zij klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de plaatsing in FPC Veldzicht ongegrond. Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover gericht tegen de beslissing om klager de status van beheers- en/of vluchtgevaarlijke toe
te kennen en tegen de beslissing om klager op een ICU-afdeling te plaatsen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven