Nummer: 13/2123/GB
Betreft: [klager] datum: 3 september 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 21 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 25 mei 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager wordt verdacht van betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde. Klager ontkent betrokken te zijn geweest bij een vechtpartij. Het zijn slechts beschuldigingen, er is geen
bewijs. Uit het onderzoek in de p.i. Almere is niet gebleken dat klager betrokken was bij de vechtpartij. Klager is een modelgedetineerde. Het is disproportioneel om op grond van enkele beschuldigingen klager af te wijzen voor deelname aan een
gestapeld
traject.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is betrokken geweest bij een vechtpartij waarbij een medegedetineerde ernstig letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft aangifte gedaan bij de
politie. Het onderzoek loopt nog. Medegedetineerden hebben anoniem verklaringen afgelegd tegen klager. Gelet op het vorenstaande was er voldoende aanleiding om het gestapelde traject af te wijzen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dit artikel wordt voorts bepaald dat, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, tevens voor plaatsing
in
een z.b.b.i. in aanmerking kunnen komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is. Het verblijf in de z.b.b.i. direct voorafgaande aan de plaatsing in het p.p.
duurt maximaal zes maanden.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Gelet op de serieuze verdenking tegen klager van betrokkenheid bij een vechtpartij in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (waarbij een medegedetineerde fors gewond is geraakt) kon de selectiefunctionaris, naar het oordeel
van de beroepscommissie, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot de bestreden beslissing komen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 3 september 2013
Secretaris voorzitter