Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1886/TB, 3 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1886/TB

betreft: [klager] datum: 3 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J. Geuze jr. namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 juni 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J. Geuze jr. om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar de Grote Beek/Woenselse Poort te Eindhoven afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 4 december 2008 geplaatst in FPC De Pompestichting te Nijmegen.
Bij brief van 9 april 2013 heeft klager verzocht om overplaatsing naar De Grote Beek.
De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 11 juni 2013 afgewezen.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld ter zake van een poging tot doodslag met betrekking tot mevrouw N. Hij heeft tijdens zijn detentie geregeld telefonisch contact gehad met mevrouw N. Zij heeft hem toen hij op de FPA te Venray verbleef een aantal keren bezocht.
Gedurende zijn gehele detentie en behandeling hebben zij geregeld telefonisch contact. Overgelegd wordt een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en een overzicht van bezoekers waar dit uit blijkt. Klager heeft sinds hij in de Pompestichting
verblijft eens per twee weken telefonisch contact met mevrouw N. Dit contact betreft vooral hun dochtertje. Klager heeft mevrouw N. gezegd dat hij heeft verzocht om overplaatsing naar Eindhoven. Zij reageerde daar niet negatief of angstig op. In het
kader van klagers verzoek heeft de Pompestichting met klager gesproken over de mogelijke overplaatsing. Daarbij zijn afspraken gemaakt dat klager niet in de buurt van mevrouw N. mag komen en geen contact met haar mag opnemen behoudens het tweewekelijks
contact met haar over hun dochter. Klager stemt daarmee in.
Klagers behandeling verloopt goed. Hij is op dit moment, behalve medicamenteus, uitbehandeld zoals blijkt uit de pro justitia rapportage van de psychiater van 19 november 2012. Uit het advies van de Pompestichting aan de Minister blijkt dat klager zeer
gemotiveerd is zijn behandeling goed te laten verlopen. Klager beseft dat hij altijd begeleiding nodig zal hebben en accepteert dat ook. Hij heeft het grootste gedeelte van zijn leven doorgebracht in Eindhoven en dit zal ook zijn vestigingsplaats zijn.
Zijn familie woont tevens in Eindhoven. Omdat zijn familie niet de middelen heeft om hem regelmatig te bezoeken, ontvangt klager momenteel in Nijmegen maar heel weinig bezoek.
Op 31 januari 2013 is zijn tbs met een jaar verlengd. Door de psycholoog en de psychiater is betoogd dat klager op dit moment behalve medicamenteus uitbehandeld is en geadviseerd het resocialisatieproces snel in te zetten. Zij denken daarbij aan een
FPA
van waaruit gewerkt kan worden naar een situatie waarin klager begeleid zal gaan wonen. Binnen de Grote Beek bestaan diverse afdelingen waar klager kan worden geplaatst. Als klager op korte termijn wordt overgeplaatst naar de Grote Beek kan toegewerkt
worden naar begeleid wonen in de directe omgeving. Op die manier kan een grotere continuïteit in behandeling en behandelaars worden gewaarborgd. Bovendien zijn de behandelaars van de Grote Beek ook beter op de hoogte van de (on)mogelijkheden van
begeleid wonen in Eindhoven. Er is geruime tijd verstreken sinds het verzoek om overplaatsing is gedaan. Voor zover de Pompestichting nog geen afspraken heeft gemaakt kunnen die op korte termijn worden gemaakt. De tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
dient zo veel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer van klager in de maatschappij.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klagers verzoek is voorgelegd aan zijn behandelaars bij de Pompestichting. De Pompestichting heeft aangegeven nog geen advies te kunnen uitbrengen, omdat zij het verzoek nog willen bespreken met het slachtoffer dat in Eindhoven woonachtig is. Klagers
verzoek is om die reden terecht afgewezen. Inmiddels heeft de Pompestichting aangegeven overplaatsing van klager wenselijk te achten in het kader van zijn resocialisatie, waarbij een verblijf in de buurt van zijn oudste kinderen van belang wordt
geacht.
De Pompestichting ziet hiervoor een mogelijkheid in de vorm van een plaatsing van klager onder de voorwaarde van duidelijke afspraken over de wijze waarop het contact tussen klager en het slachtoffer wordt vormgegeven. Dit om een confrontatie tussen
klager en het slachtoffer zoveel mogelijk te voorkomen. Een en ander is nog niet kortgesloten met de Woenselse Poort en klager. Daarnaast is het nog niet duidelijk of klager onder de gegeven omstandigheden in aanmerking komt voor een onbegeleid
verlofkader vanuit de Woenselse Poort. Overplaatsing naar de Woenselse Poort tegen deze achtergrond is geen te rechtvaardigen beslissing. Daarbij komt dat klager inmiddels beschikt over een onbegeleid verlofkader vanuit de Pompestichting waarmee hij de
mogelijkheid heeft om zich vanuit deze inrichting verder te ontwikkelen.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klagers verzoek dateert van 9 april 2013 en de afwijzing van 11 juni 2013. Op die datum kon nog geen rekening worden gehouden met ontwikkelingen van later datum, zoals blijkt uit de inlichtingen namens de Staatssecretaris van 17 juli 2013: de
Pompestichting acht inmiddels de overplaatsing van klager naar de Woenselse Poort wenselijk in verband met klagers resocialisatie onder de voorwaarde dat duidelijke afspraken worden gemaakt over de wijze waarop het contact tussen klager en het
slachtoffer wordt vormgegeven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard aangezien de Staatssecretaris redelijkerwijs bij het nemen van de beslissing destijds te weinig zekerheid aanwezig kon achten voor een te verantwoorden overplaatsing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven