Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1728/GA, 2 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1728/GA

betreft: [klager] datum: 2 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 augustus 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. H.M.S. Cremers, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond,
[...].
Uit (telefonische) navraag bij de reclassering, regiokantoor Limburg, is gebleken dat de inrichting op 13 april 2012 de reclassering heeft verzocht een rapport over klager op te stellen en dat dit reclasseringsrapport op 20 juli 2012 is gerealiseerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet voortvarend en adequaat handelen door de inrichting, en met name de medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.), met betrekking tot klagers TR-traject en detentiefasering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, zakelijk en samengevat weergegeven, als volgt toegelicht. Het heeft ontzettend lang geduurd – met alle gevolgen van dien – voordat de beklagcommissie in deze, voor
klager zeer essentiële, zaak uitspraak heeft gedaan.
Klagers TR-traject (programma terugdringen recidive) is zeer stroperig verlopen. Het betreft een schoolbeeld van hoe het niet moet. De beklagcommissie heeft ten onrechte beslist dat klager niet gemotiveerd was om aan TR deel te nemen. Dit heeft de
beklagcommissie afgeleid uit (1) de brief van 6 september 2012 van klagers raadsvrouw gericht aan klager, (2) het gegeven dat klager nadat hij over zijn TR-plan was geïnformeerd om overplaatsing heeft verzocht, (3) het feit dat klager onderhavig beklag
heeft ingediend en (4) de omstandigheid dat klager op 5 oktober 2012 “alsnog” heeft meegedeeld te willen meewerken aan behandeling. In de brief van de raadsvrouw van 6 september 2012 staat informatie die de raadsvrouw heeft vernomen van haar collega.
Op
dat moment had zij klager nog niet zelf gesproken. Uit deze brief kan niet worden afgeleid dat klager niet gemotiveerd is. Klager heeft reeds in mei 2012 te kennen gegeven dat hij zelfs een klinische behandeling wenste. Hij was dus juist erg
gemotiveerd
om deel te nemen aan TR. Nadat klager heeft vernomen dat klinische opname in de Vincent van Gogh-kliniek (VvG-kliniek) niet haalbaar was, heeft hij overplaatsing naar de locatie Sittard aangevraagd. De reden hiervan was dat de locatie Sittard voor zijn
bezoek beter bereikbaar is. Ook uit deze omstandigheid kan niet worden afgeleid dat klager geen coöperatieve houding had. De overweging van de beklagcommissie dat uit het feit dat klager beklag heeft ingediend kan worden opgemaakt dat klager niet
coöperatief is, is zeer kwalijk. Voorts is de overweging van de beklagcommissie dat klager in oktober 2012 “alsnog” heeft meegedeeld mee te willen werken aan een behandeling onjuist. Klager heeft reeds sinds mei 2012 geopteerd voor een (klinische of
ambulante) behandeling, maar een behandeling is door de VvG-kliniek afgewezen, omdat een leefstijltraining via de reclassering meer voor de hand lag. Klager is op 31 juli 2012 afgewezen door de kliniek, maar de directeur heeft eerst op
1 oktober 2012 bij de reclassering gemeld dat de kliniek een leefstijltraining heeft geïndiceerd. Daarna heeft de reclassering geoordeeld dat zij een leefstijltraining niet passend acht. Het reclasseringsrapport heeft overigens maandenlang op zich
laten
wachten. Dergelijke rompslomp tussen verschillende instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van TR-trajecten, waardoor klagers TR-traject ruim een jaar is vertraagd, mag niet voor rekening komen van klager. Tot op de dag van vandaag – opname van
klager in de Mondriaankliniek is geweigerd omdat zijn strafrestant te kort is – loopt klagers TR-traject niet. Niet gesteld kan worden dat klagers TR-traject door zijn eigen toedoen niet van de grond is gekomen. Klager is door de inrichting onvoldoende
geholpen. De directeur is verantwoordelijk voor het niet adequaat uitvoeren van klagers TR-traject. De directeur moet voorts worden verweten dat niet is ingezet op het gewone faseringstraject, toen bleek dat klagers TR-traject niet van de grond kwam.
De
opmerking van de directeur dat klager van twee walletjes – én klinische behandeling én doorfasering – wilde eten is onjuist en ongepast. Overigens is de stelling van de directeur dat opname van klager in een kliniek, op grond van artikel 43, derde lid,
Pbw, pas in de laatste twaalf maanden van de detentie kan plaatsvinden onjuist en inconsequent. Klager heeft namelijk voor die tijd wel al een intakegesprek gehad bij de VvG-kliniek. Bovendien wordt in artikel 43, derde lid, Pbw geen termijn genoemd en
in het ‘Draaiboek Samenwerkingsmodel TR’ staat een dergelijke termijn evenmin. De directeur kan worden verweten dat hij niet voortvarend heeft gehandeld. Mitsdien moet het beklag gegrond worden verklaard en aan klager een tegemoetkoming worden
toegekend.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie en dit standpunt als volgt nader toegelicht. Door de inrichting zijn ten behoeve van klagers detentiefasering en TR-traject verschillende
rapporten opgevraagd, onder andere bij de reclassering. Het opstellen van een reclasseringsrapport heeft lang geduurd. Door de inrichting is meermalen contact opgenomen met de reclassering met het dringende verzoek om zo spoedig mogelijk een rapport op
te maken. Meer dan herhaaldelijk rappelleren, hetgeen ook is gebeurd, kon de directeur in dit geval niet doen. Klagers opstelling tijdens zijn verblijf in de locatie Roermond is niet consequent geweest; de ene keer wilde hij worden behandeld in een
kliniek en de andere keer wilde hij worden geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting. Een combinatie hiervan is niet mogelijk. Eind juli 2012 is klager op intakegesprek geweest bij de VvG-kliniek. De kliniek heeft te kennen gegeven dat een
(klinische of ambulante) behandeling van klager niet haalbaar was, vanwege een motivatiegebrek van klager. Wel was volgens de kliniek een leefstijltraining, aangeboden door de reclassering, geïndiceerd. De directeur kan de vertraging van klagers
TR-traject en detentiefasering niet worden verweten.

3. De beoordeling
In artikel 67, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat de beklagcommissie zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop het klaagschrift is ontvangen, uitspraak doet. In bijzondere
omstandigheden kan deze termijn met ten hoogste vier weken worden verlengd. De beroepscommissie stelt vast dat klagers klaagschrift op 22 augustus 2012 bij de beklagcommissie is binnengekomen. De beklagcommissie heeft op 22 mei 2013, aldus negen
maanden
na binnenkomst van de klacht, uitspraak gedaan. De beroepscommissie overweegt dat de wetgever geen rechtgevolgen aan de overschrijding van de in artikel 67, eerste lid, van de Pbw genoemde termijn heeft verbonden, maar acht het vanuit het oogpunt van
een juiste rechtsbedeling van groot belang dat door de beklagcommissie voortvarend en met inachtneming van de termijn uit artikel 67, eerste lid, van de Pbw wordt beslist op een beklag. Dit geldt te meer, indien het – zoals in het geval van klager –
een
beklag betreft dat voor de gedetineerde en het vervolg van diens detentie van groot belang is.

De beroepscommissie overweegt voorts dat, nu het klaagschrift op 22 augustus 2012 is ingediend, zij in deze uitspraak slechts een oordeel kan geven over hetgeen is voorgevallen tot en met 22 augustus 2012. Hetgeen daarna is gebeurd zal de
beroepscommissie in deze uitspraak buiten beschouwing laten. Bij haar beoordeling gaat de beroepscommissie uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 11 april 2012 is klager overgeplaatst naar de locatie Roermond. Op 13 april 2012 heeft de
inrichting de reclassering opgedragen een rapport over klager op te stellen. In april/mei 2012 heeft klager te kennen gegeven te willen worden behandeld in een kliniek. Op 14 mei 2012 heeft een medewerker van het b.s.d. een e-mail gestuurd naar de
kantoorgenoot van klagers raadsvrouw met daarin de mededeling dat wordt gewacht op het reclasseringsrapport. Het reclasseringsrapport is op 20 juli 2012 gerealiseerd en omstreeks die datum toegezonden aan de inrichting. Op 31 juli 2012 is klager,
vanuit
de locatie Roermond, op intakegesprek geweest bij de VvG-kliniek. De kliniek heeft te kennen gegeven dat een behandeling van klager niet geïndiceerd is, maar dat het volgen van een leefstijltraining, aangeboden door de reclassering, wel geboden is. De
directeur heeft dit op
1 oktober 2012 onder de aandacht gebracht van de reclassering. Op 17 augustus 2012 is klager besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) en op 22 augustus 2012 is klagers TR-traject definitief vastgesteld.

De directeur is verantwoordelijk voor de (adequate) uitvoering van TR-trajecten van de in zijn inrichting verblijvende gedetineerden. In het verlengde hiervan is de directeur ook (functioneel) verantwoordelijk voor de handelwijze van de medewerkers in
zijn inrichting, die bij bovengenoemde trajecten betrokken zijn. Het feit dat een deel van de voorbereiding en uitvoering van de TR-trajecten wordt verricht en gecoördineerd door medewerkers van de reclassering doet hier niet aan af. Echter, dit leidt
er wel toe dat de directeur voor de uitvoering van de TR-trajecten in aanzienlijke mate afhankelijk is van de reclassering (en andere instanties). Daarbij komt dat de directeur slechts beperkte mogelijkheden tot zijn beschikking heeft om de
reclassering
aan te sporen, indien – zoals in klagers geval – een reclasseringsrapport lang uitblijft.

Ten behoeve van het opstellen van TR-trajecten (en daarmee samenhangend detentiefaseringstrajecten) vraagt de inrichting bij verschillende instanties, waaronder de reclassering, advies op over de betreffende gedetineerde. De inrichting heeft spoedig na
klagers binnenkomst in de inrichting de reclassering de opdracht gegeven om een rapport over klager op te maken. De directeur heeft erkend dat het vervolgens lang heeft geduurd voordat het reclasseringsrapport over klager is opgesteld. Op basis van
hetgeen de directeur ter zitting naar voren heeft gebracht acht de beroepscommissie evenwel voldoende aannemelijk geworden dat de directeur de reclassering regelmatig heeft gerappelleerd en aangespoord om een reclasseringsadvies omtrent klager – dat
nodig was voor het bepalen van klagers TR-traject – op te stellen. Voorts stelt de beroepscommissie vast dat de directeur klager in de gelegenheid heeft gesteld om op 31 juli 2012, in navolging van het rapport van de reclassering dat op 20 juli 2012 is
gerealiseerd en nog voordat klagers TR-traject door het MDO definitief was vastgesteld, op intakegesprek te gaan bij de VvG-kliniek. Dat vervolgens door de VvG-kliniek is geoordeeld dat een (ambulante of klinische) behandeling niet geïndiceerd is, maar
een leefstijltraining van de reclassering wel, kan de directeur niet worden verweten. Alhoewel kan worden gesteld dat het vervolgens lang heeft geduurd voordat de directeur dit onder de aandacht heeft gebracht van de reclassering, acht de
beroepscommissie het niet onredelijk dat de directeur hiermee heeft gewacht totdat klagers TR-traject, na overleg in het MDO, definitief was vastgesteld. De periode tussen de dag van ontvangst van het reclasseringsrapport en de dag van vaststelling van
klagers definitieve TR-plan (22 augustus 2012) door het MDO, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk lang worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur heeft gedaan hetgeen
binnen zijn bereik lag en in redelijkheid van hem kon worden verwacht ter uitvoering van klagers TR-traject. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de directeur kan worden verweten dat klagers TR-traject, in de periode tot en met
22
augustus 2012, vertraging heeft opgelopen.

Ten aanzien van het argument van de raadsvrouw dat de directeur daarnaast had moeten inzetten op gewone detentiefasering – plaatsing in een b.b.i. en vervolgens een z.b.b.i. – overweegt de beroepscommissie het volgende. De einddatum van klagers
detentie
valt op of omstreeks 10 januari 2014. Klager kwam, gelet op het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden, vanaf 10 juli 2012 in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.. Klager kon op grond
van
artikel 18, eerste lid, onder a., van de Pbw bij de selectiefunctionaris een verzoekschrift indienen strekkende tot overplaatsing naar een b.b.i.. Tegen de afwijzing van een dergelijk verzoek door de selectiefunctionaris had op grond van artikel 72,
eerste lid, van de Pbw beroep open gestaan bij de beroepscommissie. Niet gebleken is dat klager deze procedure heeft gevolgd.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden, bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A Groeneveld, secretaris, op 2 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven