nummer: 02/749/GA
betreft: [klager] datum: 25 juli 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 10 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 29 maart 2002 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 juni 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.F. Wassenaar, en mevrouw[...], unit-directeur bij de locatie De Schie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een paar sportschoenen na invoer van deze schoenen in de inrichting, door bezoekers van klager.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is door zijn raadsman in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt overeenkomstig de overgelegde pleitnotitie als volgt toegelicht.
Klager is het niets eens met het oordeel van de beklagcommissie dat niet kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de door de vriendin en neef van klager voor invoer aangeboden sportschoenen überhaupt zijn aangeboden.
In de procedure van invoer van de locatie De Schie is op geen enkele wijze voorzien in een mogelijkheid voor derden om achteraf te kunnen bewijzen dat men iets ter invoer in de inrichting heeft aangeboden. Er wordt nooit een bewijsvan ontvangst afgegeven. Indien een inrichting ervoor kiest om de invoer op deze wijze te regelen, moet het ook zo zijn dat de inrichting aansprakelijk is, indien de gedetineerde ook maar enigszins kan aantonen dat er sprake isgeweest van de gestelde invoer. De inrichting kan er immers op betrekkelijk eenvoudige wijze voor zorgen dat er een ontvangstbewijs wordt verstrekt.
In de onderhavige zaak is er een verklaring overgelegd van de vriendin en neef van klager waarin zij verklaren de sportschoenen te hebben afgegeven. Ook in een op 28 mei 2002 opgemaakt rapport wordt gewag gemaakt van 'zoekraken' endus niet van 'geen invoer'. Hierdoor is voldoende aannemelijk dat er wel degelijk sprake is geweest van invoer en zelfs van doorslaggevend bewijs van invoer, nu de locatie De Schie geen ontvangstbewijzen afgeeft. Deaansprakelijkheid van de inrichting is hierdoor komen vast te staan.
Voorzover er gewezen wordt op het interne reglement van De Schie wordt opgemerkt dat dit reglement niet van toepassing is op klagers geval. Het reglement ziet op voorwerpen die de gedetineerde bij zich draagt of op cel aanwezigheeft, maar de schoenen van klager hebben hem nooit bereikt. Daarom ook geldt geen beperking van de aansprakelijkheid van de inrichting in de zin van eigen risico of normering van het schadebedrag en dergelijke. De Schie is tenvolle aansprakelijk voor de door klager geleden schade.
Ten slotte wordt nog opgemerkt dat het veelzeggend is dat er nu wèl ontvangstbewijzen worden afgegeven.
Klager heeft daar het volgende aan toegevoegd.
Er zijn camera's in de inrichting. Op deze camera's had men kunnen zien dat mijn bezoekers met een tas binnenkwamen en zonder tas naar buiten gingen. Ook heb ik in een telefoongesprek gezegd dat ik schoenen zou krijgen voor mijnverjaardag. Dit is ook nog wel te achterhalen.
Veel gedetineerden raken spullen kwijt.
In de werkzaal werd gezegd dat mijn schoenen wèl zijn ingevoerd.
Ik ben de aankoopbon kwijt. De schoenen kostten f. 259,95, dit is € 117,96.
De op 8 februari 2002 door een personeelslid opgemaakte mededeling is op verzoek van mij opgemaakt, maar dat personeelslid heeft het anders verwoord dan hij had toegezegd. Deze mededeling is precies één week na de invoer van deschoenen geschreven. Ik geloof niet dat hij zich na zo'n korte tijd al niet meer kan herinneren dat de schoenen waren ingevoerd.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het door klagers raadsman aangehaalde rapport is in een andere context geschreven. Bovendien is het rapport niet door een jurist geschreven zodat er niet zoveel betekenis moet worden gehecht aan het gebruik van de term kwijtraken inplaats van niet invoeren.
Bij binnenkomst in de inrichting tekenen de gedetineerden een verklaring voor eigen risico. Zij tekenen ervoor dat alle spullen die zij (laten) invoeren voor eigen risico worden ingevoerd.
Als een bezoeker iets invoerde, werd daar geen bewijs van afgegeven, wel werden deze spullen aangetekend op de lijst van de badmeester, in de rechterkolom. Deze lijst betreft het formulier "aanvraag in- uitvoer".
De op 8 februari 2002 opgemaakte mededeling van een personeelslid is, voorzover ik dat weet, opgemaakt door een personeelslid dat de dag waarop de vermeende invoer plaatsvond ook dienst had.
3. De beoordeling
Vaststaat dat op het formulier "penitentiaire inrichting De Schie, aanvraag in- uitvoer" d.d. 1 februari 2002 in de linker kolom "Wenst in- uit te voeren" staat geschreven: "artikel/aantal: schoenen, cadeau ben bijna jarig". Derechter kolom "(kolom in te vullen door de badmeester) Werkelijk in- uitgevoerde goederen" van dat formulier is niet ingevuld. Voorts blijkt uit een op 8 februari 2002 opgemaakte mededeling dat de portier zich een week later nietkon herinneren dat bezoekers van klager sportschoenen voor hem ingevoerd hebben.
Weliswaar zijn er twee getuigen van klager die verklaren dat zij een paar sportschoenen hebben ingevoerd – waarbij zij overigens vermelden dat de waarde hiervan € 136,= is in plaats van € 117,96 –, maar de aankoopbon hebben zij nietmeer.
De beroepscommissie acht, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, onvoldoende aannemelijk geworden dat de sportschoenen zijn ingevoerd.
Zij verklaard het beroep dan ook ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 25 juli 2002
secretaris voorzitter