Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1709/GA, 26 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1709/GA

betreft: [klager] datum: 26 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda,

gericht tegen een uitspraak van 23 mei 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2013, gehouden in de p.i. Vught, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Breda, [...], gehoord. Klager, wiens verblijfplaats onbekend is, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager na afloop van de hem opgelegde disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, 3,5 uur te laat uit de strafcel is gehaald.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 25,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is in het kader van bewaardersarrest in een afzonderingscel geplaatst, omdat hij de orde en rust op de werkzaal in ernstige mate heeft
verstoord. De directeur heeft klager kort na zijn plaatsing in de afzonderingscel gehoord en heeft, alle omstandigheden in overweging nemende, beslist om aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel op te leggen. Deze
straf past ruim binnen de sanctierichtlijn van de inrichting. De beklagrechter kan nergens uit afleiden dat de directeur bij de bepaling van de hoogte van de straf geen rekening heeft gehouden met de duur van het bewaardersarrest. Indien het
bewaardersarrest lang – te denken valt aan de maximale duur van vijftien uur – heeft geduurd, kan de directeur hiermee bij de oplegging van de straf rekening houden. Overigens mag de directeur een disciplinaire straf niet met terugwerkende kracht
opleggen. De door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming van € 25,= is disproportioneel.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen, indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op de grond van artikel 23,
eerste lid, onder a. of b., van de Pbw geboden is. De directeur wordt van deze plaatsing onverwijld op de hoogte gesteld. De afzondering kan ingevolge artikel 24, tweede lid, van de Pbw ten uitvoer worden gelegd in een afzonderingscel of in een andere
verblijfsruimte.

De beroepscommissie gaat er in haar beoordeling vanuit dat klager, voorafgaande aan de hem op 18 april 2013 opgelegde disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, ongeveer 3,5 uur, in het kader van bewaardersarrest – als bedoeld in
artikel 24, vierde lid, van de Pbw – opgesloten is geweest in een afzonderingscel.
De beroepscommissie overweegt dat de directeur bij zijn beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf rekening kan houden met de duur van het daaraan vooraf gegaan zijnde bewaardersarrest. Uit de Pbw noch uit de Memorie van toelichting blijkt
dat
de directeur hiertoe verplicht is. Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn door klager geen feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan de directeur in redelijkheid had moeten beslissen om de duur van het bewaardersarrest in mindering te
brengen op de hoogte van de disciplinaire straf die de directeur voornemens was op te leggen zonder dat bewaardersarrest was toegepast. De beroepscommissie is, in aanmerking nemende dat het bewaardersarrest maximaal vijftien uren mag duren, van oordeel
dat de opsluiting van klager in de afzonderingscel, in het kader van bewaardersarrest, in dit geval niet zodanig lang heeft geduurd, dat de directeur de duur van het bewaardersarrest in redelijkheid in mindering had moeten brengen op de hoogte van de
disciplinaire straf. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur niet onredelijk of onbillijk is geweest. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden
vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 26 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven