Nummer: 13/1972/GB
Betreft: [klager] datum: 23 augustus 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 5 september 2000 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek te Zutphen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De zittingsdatum van klagers openstaande zaak is nog niet bekend. Indien voor klagers einddatum detentie een zittingsdatum komt, is het onzeker of een gevangenisstraf wordt opgelegd. Er
kan voor een andere afdoeningmodaliteit gekozen worden. Bij een veroordeling zal klager hoger beroep instellen. Afdoening door het Hof zal zeker niet voor klagers thans bekende einddatum (augustus 2014) te verwachten zijn. Gelet hierop zal klagers
einddatum niet veel meer verschuiven. Klager staat nog op de lijst gedetineerden met een vlucht/-maatschappelijk risico (de GVM-lijst). Zijn status is al verlaagd van verhoogd naar hoog risico. Gelet op klagers einddatum en ter voorbereiding op zijn
onvermijdelijke terugkeer in de samenleving zal in juli 2003 kritisch gekeken worden of klagers naam op de GVM-lijst vermeld dient te blijven. In het re-integratieplan van Terugdringen Recidive (TR) wordt geadviseerd om klager over te plaatsen naar een
zeer beperkt beveiligde inrichting in combinatie met een basis penitentiair programma. Klager heeft in de locatie Ooyerhoek geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd gekregen, hij vindt het dan ook onbegrijpelijk dat hij nog steeds op de
GVM-lijst staat. Klager wenst overgeplaatst te worden om zijn kinderen en kleinkinderen vaker te kunnen zien.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is op de GVM-lijst geplaatst vanwege het bedreigen van personen vanuit de inrichting. Er is sprake van een hoog ingeschat recidiverisico en een
gemiddeld
risico op onttrekking aan de voorwaarden. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering geen kans ziet gedragsveranderingen bij klager te realiseren door middel van het aanbieden van interventies. Uit het advies blijkt dat ten aanzien van
klager een beperkt en kort faseringstraject onder begeleiding van een penitentiair trajectencentrum wordt geadviseerd. Gelet op dit traject kan klager zich beter oriënteren en voorbereiden op de terugkeer in de samenleving.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Regeling volgt dat gedetineerden niet in aanmerking komen voor plaatsing in een b.b.i. indien de einddatum van de detentie nog niet vaststaat of indien gedetineerden een meer dan beperkt
vlucht- en maatschappelijk risico vormen. Klagers einddatum is nog niet bekend wegens een openstaande zaak. Tevens staat klager vermeld op de GVM-lijst, hetgeen betekent dat klager een hoog vlucht- en maatschappelijk risico vormt. Gelet op het
vorenstaande vormt zowel klagers openstaande zaak als de vermelding op de GVM-lijst een contra-indicatie voor overplaatsing naar een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle
in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 23 augustus 2013
secretaris voorzitter