Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1628/GA, 20 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1628/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 13 mei 2013 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2013, gehouden in de p.i. Lelystad, is F. Salamone, plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt. Klagers raadsvrouw, mr. L.W. Plantenga, heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en aangegeven dat het beroep wat klager
en de raadsvrouw betreft, schriftelijk kan worden afgedaan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het niet zorgen voor vervoer van de inrichting naar de arrondissementsrechtbank te Zutphen voor het bijwonen van een politierechterzitting.

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is van mening dat de beklagcommissie met haar verwijzing naar een uitspraak van de beroepscommissie een fout heeft gemaakt. In die zaak was sprake van een andere situatie. De gedetineerde had toen een verzoek gedaan aan de afdeling
bevolking van de inrichting omeen zitting te kunnen bijwonen. Dat verzoek is toen niet in behandeling genomen en dat had wel gemoeten. Hier was sprake van een andere situatie. De inrichting wist niet dat er transport had moeten zijn naar de zitting.
Als
dat wel bekend was geweest, had de inrichting er alles aan gedaan om dat transport alsnog te regelen. Door klager is ook nooit aangegeven dat hij naar de rechtbank moest. De verantwoordelijkheid voor het transport daarnaar toe lag bij het Openbaar
Ministerie. Kennelijk is daar toen iets misgegaan.

Door en namens klager is diens standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 11 maart 2013 had moeten verschijnen voor de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Zutphen en dat hij daar toen niet is kunnen verschijnen omdat geen vervoer was geregeld van de locatie Zuid naar
de zitting.
Het vervoer van een gedetineerde naar een terechtzitting betreft zogenaamd ‘rechtsgangvervoer’. De beslissing om dergelijk vervoer aan te vragen is een beslissing die valt onder de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie. Het niet aanvragen van vervoer
voor klager kan daarom niet aan de directeur worden verweten. Er is daarom geen sprake van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. Klager had daarom niet mogen worden ontvangen in zijn beklag.
Dat zou slechts anders zijn, indien klager tijdig bij de inrichting had gemeld dat hij op 11 maart 2013 diende te verschijnen bij de politierechter in Zutphen. In een dergelijk geval heeft de directeur een zorgplicht jegens de gedetineerde om zorg te
dragen dat klager daadwerkelijk in de gelegenheid wordt gesteld de terechtzitting bij te wonen. Niet is aannemelijk geworden dat klager een dergelijke melding bij de inrichting heeft gedaan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven