Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1682/GB, 14 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/1682/GB

Betreft: [klager] datum: 14 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 mei 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 26 juli 2013, in unit 9 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 30 september 2012 gedetineerd. Hij is op 3 oktober 2012 als preventief gehechte geplaatst in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Demersluis, onderdeel van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Op 7 februari 2013 is hij – binnen de
p.i. Amsterdam Over-Amstel – overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie De Weg. Klager is op 20 maart 2013 overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Havenstraat te Amsterdam. Op 25 april 2013 is hij overgeplaatst naar de BPG van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft in het begin van zijn detentie, in de periode van november 2012 tot en met december 2012, in de locatie Demersluis, een aantal rapporten gekregen. In februari 2013 is
klager,
binnen de p.i. Amsterdam Over-Amstel, overgeplaatst naar de locatie De Weg, zodat hij een nieuwe start kon maken. Tijdens zijn verblijf in de locatie De Weg heeft klager één rapport gekregen wegens de vondst van een mobiele telefoon en een hoeveelheid
hasj. Naar aanleiding hiervan is hij overgeplaatst naar de locatie Havenstraat. In de locatie Havenstraat heeft klager zich goed gedragen. Hij heeft tijdens zijn verblijf aldaar maar één disciplinaire straf opgelegd gekregen. Deze straf is hem
opgelegd,
omdat hij bij binnenkomst in de inrichting positief heeft getest op het gebruik van softdrugs. In het selectieadvies staat dat aan klager op 5 april 2013 een disciplinaire straf is opgelegd, maar dit klopt niet. Klager is overgeplaatst naar de BPG
vanwege het ‘intercomincident’ op 23 april 2013. Echter, hetgeen hieromtrent in het selectieadvies staat beschreven klopt niet. Klager heeft, anders dan in het selectieadvies staat, wel meegewerkt aan de afname van de urinecontrole. Omdat hij niet
direct na de aanzegging van de urinecontrole urine heeft kunnen produceren, is hij in een afzonderingscel geplaatst. In de afzonderingscel heeft klager op de intercom gedrukt omdat hij met zijn advocaat wilde bellen. Twee p.i.w.-ers hadden klager in de
ochtend toegezegd dat hij ’s middags mocht bellen, maar een andere p.i.w.-er – van wie klager al zijn rapporten heeft gekregen en met wie hij telkens problemen had – heeft tegen de toezegging in geweigerd klager te laten bellen. Klagers woorden, zoals
beschreven in het selectieadvies, zijn door die p.i.w.-er verdraaid. Klager heeft geen bedreigende uitlatingen gedaan jegens de p.i.w.-er, maar heeft alleen gezegd: ‘U komt uzelf wel tegen’. De beslissing om klager over te plaatsen naar de BPG is
onredelijk. Van een onwerkbare situatie was geen sprake. De meeste gedetineerden die verblijven op de BPG hebben geweld gebruikt jegens een p.i.w.-er, maar klager heeft nooit geweld gebruikt jegens het personeel. Op de BPG heeft hij zich ook goed
gedragen. Desgevraagd antwoordt klager dat hij van de selectiefunctionaris nooit de waarschuwing heeft gekregen om zijn gedrag aan te passen.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het gedrag van klager in de p.i. Amsterdam Over-Amstel is verre van gewenst geweest. Hij heeft daar het personeel uitgescholden en bedreigd. Op 20 maart 2013 is klager,
vanwege ernstige verstoring van de orde, rust en veiligheid in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, overgeplaatst naar de locatie Havenstraat. In de aan deze overplaatsing ten grondslag liggende selectiebeslissing heeft de selectiefunctionaris klager
meegedeeld dat hij zal worden overgeplaatst naar een inrichting met een bij zijn gedrag passend regime indien hij zijn gedrag in de locatie Havenstraat niet verbetert. Klagers gedrag is in de locatie Havenstraat zeker niet verbeterd. Tijdens een
visitatie is hij verbaal agressief geweest. Voorts heeft hij in de locatie Havenstraat een dreigende houding aangenomen jegens het verplegend personeel, kortsluiting veroorzaakt, geweigerd mee te werken aan een plaatsing in een strafcel en het
personeel
bedreigd. Escalatie dreigt als klager niet de hem gewenste antwoorden op zijn vragen krijgt. Er is een onwerkbare situatie ontstaan. Om bovenstaande redenen heeft de selectiefunctionaris beslist klager over te plaatsen naar de BPG. Klager voert aan dat
hij in de locatie Havenstraat één rapport heeft gekregen en dat hij zich verder keurig heeft gedragen. Echter, uit de bovenbeschreven gedragingen blijkt dat klager zich niet keurig heeft gedragen. Klager reageert voortdurend zijn agressie af op zijn
omgeving, waardoor met name personeelsleden zich bedreigd voelen. Het gedrag van klager is over lange tijd (ook in de p.i. Amsterdam Over-Amstel) dusdanig ontwrichtend geweest dat een verblijf in een normaal h.v.b. niet meer mogelijk is.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van het vonnis in eerste aanleg, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. De BPG van de p.i. Vught is een inrichting –
gevangenis en huis van bewaring – voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2 Een preventief gehechte, die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3 Uit het selectieadvies van 20 maart 2013 blijkt dat aan klager tijdens zijn verblijf in het h.v.b. van de locatie Demersluis, in de periode van november 2012 tot en met december 2012 meerdere disciplinaire straffen zijn opgelegd, waaronder een
straf van twee dagen opsluiting in eigen cel na een verbale bedreiging en een straf van zeven dagen opsluiting in eigen cel wegens het uitschelden van het personeel. Op 7 februari 2013 is klager – om een nieuwe start te maken – overgeplaatst naar de
locatie De Weg. Uit het selectieadvies blijkt dat klager gedurende de eerste periode van zijn verblijf in de locatie De Weg geen straffen zijn opgelegd, maar op 16 maart 2013 heeft de directeur aan klager een disciplinaire straf van veertien dagen
opsluiting in een strafcel opgelegd, wegens de vondst van een mobiele telefoon en een hoeveelheid softdrugs. Tijdens de eerste vier dagen van de tenuitvoerlegging van deze straf heeft klager een vrouwelijk personeelslid uitgescholden (op 17 maart
2013),
een personeelslid uitgescholden en (ernstig) beledigd (op 18 maart 2013), doodsbedreigingen geuit naar meerdere personeelsleden en gedreigd de directeur op zijn gezicht te slaan (19 maart 2013). De directeur heeft de selectiefunctionaris verzocht
klager
over te plaatsen naar een ander h.v.b., omdat er een onwerkbare situatie was ontstaan en werd gevreesd voor de veiligheid van het personeel.

4.4 De selectiefunctionaris heeft op 20 maart 2013 naar aanleiding van het bovenstaande beslist om klager (horizontaal) over te plaatsen naar het h.v.b. van de locatie Havenstraat. In deze selectiebeslissing heeft de selectiefunctionaris klager de
waarschuwing gegeven dat hij zijn gedrag moet aanpassen, omdat klager anders zal worden overgeplaatst naar een inrichting met een regime dat bij zijn gedrag past. In het selectieadvies van 24 april 2013 staat dat klager na een rustig begin al snel in
conflict kwam met het personeel, onder andere tijdens een visitatie op 24 maart 2013, waarbij hij verbaal agressief is geweest. Uit het selectieadvies blijkt dat klager op 5 april 2013 een voorwaardelijke disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting
in
eigen cel is opgelegd, omdat hij een dreigende houding heeft aangenomen jegens het verplegend personeel. Uit het selectieadvies blijkt voorts dat klager tijdens zijn verblijf in een afzonderingscel op 23 april 2013 – het ‘intercomincident’ – via de
intercom bedreigende uitlatingen heeft gedaan jegens een personeelslid. Klager heeft aangevoerd dat zijn woorden, zoals deze zijn vermeld in het selectieadvies, ten nadele van hem zijn verdraaid. Doch voorts blijkt uit het selectieadvies dat klager
zich
in ieder geval tegen de overbrenging naar een strafcel – als gevolg van het ‘intercomincident’ – heeft verzet en dat hij tijdens zijn overbrenging dreigementen heeft geuit naar het personeel. De directeur heeft de selectiefunctionaris verzocht klager
weg te plaatsen uit het huis van bewaring van de locatie Havenstraat, omdat klager onacceptabel gedrag vertoont – hetgeen heeft geleid tot meerdere incidenten, waarschuwingen, rapporten en disciplinaire straffen – en het personeel tegen elkaar
uitspeelt, als gevolg waarvan er een onwerkbare situatie is ontstaan.

4.5 Uit het vorenstaande blijkt dat klager twee keer door middel van overplaatsing naar een andere inrichting (namelijk op 7 februari 2013 naar de locatie De Weg en op 20 maart 2013 naar de locatie Havenstraat) de kans is geboden zijn gedrag te
verbeteren. Echter, zowel in de locaties Demersluis en De Weg van de p.i. Amsterdam Over-Amstel als in de locatie Havenstraat heeft klager meermalen (ernstig) beledigende en bedreigende uitlatingen gedaan jegens het personeel, waardoor volgens de
directeuren van de verschillende inrichtingen telkens een onwerkbare situatie is ontstaan. Klager is, nadat hij vanwege zijn negatieve gedrag in de p.i. Amsterdam Over-Amstel is overgeplaatst naar de locatie Havenstaat, in de selectiebeslissing van 20
maart 2013 door de selectiefunctionaris uitdrukkelijk gewaarschuwd zijn gedrag te verbeteren, maar heeft binnen anderhalve maand na zijn overplaatsing in de locatie Havenstraat meerdere rapporten en straffen gekregen, vanwege het vertonen van
beledigend
en bedreigend gedrag. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris uit bovengenoemde omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens – en met name het gegeven dat klager zijn gedrag, ondanks de expliciete waarschuwing van de
selectiefunctionaris, in de locatie Havenstraat niet heeft verbeterd – in redelijkheid heeft kunnen opmaken dat klager in de inrichtingen waarin hij heeft verbleven een ernstig (beheers)risico vormde voor het personeel. Gelet hierop is de
beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager over te plaatsen naar de BPG van de p.i. Vught. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 14 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven