Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1948/JA en 13/1961/JA, 13 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1948/JA en 13/1961/JA

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. V.C. van der Velde, namens

[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,

en de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Amsterbaken te Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2013 van de beklagcommissie bij j.j.i. Amsterbaken te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juli 2013, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist is gehoord klager, bijgestaan door mr. T.S.S. Overes, kantoorgenoot van klagers raadsman, en namens de directeur van de j.j.i.
Amsterbaken, [...], beleidsmedewerker.
Tevens was klagers vader als toehoorder ter zitting aanwezig.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de aan klager opgelegde ordemaatregel van 18 december 2012 en het fysiek handelen van het personeel voorafgaande aan de oplegging van de ordemaatregel;
b. de procedurele fouten bij de oplegging van de ordemaatregel van 18 december 2012.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard en het beklag onder b. gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 5,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag onder b, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kwam op 18 december 2012 rond 16.00 uur als eerste terug op de afdeling en hij wist niet dat er nieuwe regels waren bij het uitdelen van de snoepbakken. Volgens klager was hij niet dreigend naar personeel. Wel bleef hij zijn snoepbak vasthouden
die de groepsleider M. in zijn handen had. Er gingen zich ook een stuk of 3 andere jeugdigen mee bemoeien en nadat door het personeel op het alarm werd gedrukt werden de andere jeugdigen agressief. Klager is toen rustig in een hoek van de kamer gaan
staan. De anderen zijn vervolgens met het personeel meegelopen naar hun kamers en klager bleef alleen achter, want hij weigerde met het personeel mee te gaan naar zijn kamer. Daarna kwamen er een stuk of tien groepsleiders binnen en klager is weer
gevraagd mee te gaan naar zijn kamer. Klager heeft geweigerd. Klager begrijpt dat hij naar de grond is gewerkt en in een klem werd gehouden. Toen hij echter op de grond lag, heeft hij aangegeven dat hij rustig mee zou gaan. Daarna is klager met een
plastic tas, een soort boodschappentas, over zijn hoofd weggevoerd en hij kon niet zien hoe hij naar de separeercel moest lopen. In de separeercel waren er nog steeds tien groepsleiders aanwezig en klager is door het personeel uitgekleed. Volgens
klager
was dit geweld niet noodzakelijk en disproportioneel. Door dit optreden van het personeel heeft klager verschillende blauwe plekken en schrammen opgelopen. Klager heeft een paar uur in de separeercel verbleven en hij mocht vervolgens naar zijn bezoek
gaan. Daarna moest hij op zijn kamer blijven. Klager heeft de volgende dag geweigerd om de schrijfopdracht te maken, omdat de inrichting zich niet aan de regels had gehouden.
Het horen voorafgaande aan de oplegging van de ordemaatregel is niet juist verlopen en de ordemaatregel is niet goed aangezegd. Klager verzoekt om vergoeding van de reiskosten vanuit zijn woonplaats Naarden naar de zitting van de beroepscommissie en
van
zijn arbeidsloon, € 55,=. Klager heeft voor deze zitting een halve dag vrij moeten nemen van zijn werk. Klager is sinds eind februari 2013 vrij.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager bleef zich sterk verzetten bij het uitdelen van de snoepbakken. Nadat personeel de alarmknop heeft ingedrukt komt er een team onder leiding van de commandant en deze beslist hoe in een situatie moet worden ingegrepen. Een jeugdige mag door
maximaal vier personen worden vastgepakt. Het is niet gebruikelijk dat er een zak of iets dergelijks over het hoofd van een jeugdige wordt gedaan. Nu daarover niets in het verslag is opgenomen is niet aannemelijk geworden dat dit bij klager is gebeurd.
Klager verzette zich tegen elke instructie van het personeel. Alleen als een jeugdige weigert zichzelf uit te kleden, wordt dit door het personeel gedaan. Klager is binnen twee uur na plaatsing in de separeercel gehoord en dat is binnen de termijn.
Voorts is hem de schriftelijke mededeling uitgereikt en klager was op de hoogte dat hem een ordemaatregel was opgelegd.
In de j.j.i. Amsterbaken geldt een systeem van dual management. De afdelingsmanagers dragen verantwoordelijkheid voor het beheer van een afdeling ten aanzien van personeelsbeleid en bedrijfsvoering. De behandelcoördinator draagt deze hiërarchische
verantwoordelijkheid voor het behandelklimaat en de behandelinhoudelijke beslissingen. Zij kunnen bij uitstek inhoudelijke afwegingen maken betreffende het door de jeugdigen vertoonde gedrag en de noodzakelijke interventies. De behandelcoördinator
heeft
voldoende afstand tot de jeugdige om objectief afwegingen te maken. Bij de machtiging van de bevoegdheid tot het opleggen van ordemaatregelen is dus rekening gehouden met de aard van de betreffende bevoegdheid en de functie van het betrokken
personeelslid.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a:
Uit de stukken en de ter zitting door klager gegeven toelichting is gebleken dat de situatie rond de snoepbak van klager is geëscaleerd doordat andere jongeren zich ermee gingen bemoeien. Klager begrijpt dat hij door een aantal personeelsleden naar de
grond is gebracht, omdat hij weigerde mee te werken en naar zijn kamer te gaan. Klager heeft verklaard dat hij vervolgens een zak over zijn hoofd heeft gekregen en door het personeel is uitgekleed in de separeercel. Klager heeft gesteld dat hij alleen
verbaal agressief was, hetgeen door de directeur niet is weersproken. Aangezien niet is gebleken dat klager fysiek agressief was acht de beroepscommissie het toegepaste geweld disproportioneel. De beroepscommissie acht het door klager gestelde dat hij
een zak over zijn hoofd heeft gekregen onvoldoende weersproken, nu door de directeur enkel wordt verwezen naar het verslag waarin daar niets over is vermeld.
De beroepscommissie is van oordeel dat er voldoende aanleiding was om klager een ordemaatregel van plaatsing op eigen kamer op te leggen, nu hij verbaal agressief was en weigerde de instructies van het personeel op te volgen. Uit de schriftelijke
mededeling is gebleken dat klager op 18 december 2012 om 17.45 uur door behandelcoördinator H. is gehoord.
Het beroep ten aanzien van het toegepaste geweld door personeel zal gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 10,= worden toegekend. Het beroep zal voor het overige ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van b:
Artikel 4 Bjj geeft voorschriften over de bevoegdheden van de directeur van de inrichting.
Artikel 4, vijfde lid, Bjj bepaalt:
“In afwijking van het bepaalde in het tweede en vierde lid, kan de directeur een afdelingshoofd machtigen tot het nemen van de volgende beslissingen:
a. de uitsluiting van verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten, bedoeld in artikel 23, derde lid, en 24, eerste lid, de verlenging van de uitsluiting van verblijf in de groep, of van deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 23,
tweede lid en vierde lid, en artikel 24, tweede lid.
b. de plaatsing in afzondering, bedoeld in artikel 25, eerste lid.”

In de Memorie van Toelichting bij de Wet van 13 december 2010 tot wijziging van de Bjj, onderdeel 3, stelsel van voorbehouden beslissingen, staat hierover het volgende: “Voorgesteld wordt om de directeur de mogelijkheid te bieden anderen te machtigen
tot het nemen van enkele voorheen aan hem voorbehouden beslissingen.(-) Deze bevoegdheid strekt zich evenwel niet uit over alle personeelsleden die werkzaam zijn in de inrichting. De bevoegdheid van de directeur blijft beperkt tot het machtigen van de
afdelingshoofden.
In aansluiting op de huidige terminologie kan een personeelslid dat de verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van een bepaald aangewezen afdeling worden gemachtigd tot het nemen van de aan de directeur voorbehouden beslissing (-). De keuze voor
het
niveau van afdelingshoofd is ingegeven door de omstandigheid dat deze enerzijds dichter bij de jeugdige staat dan de directeur en anderzijds meer dan een groepsleider een zakelijke afstand tot de jeugdige kan bewaren. Bij de aanwijzing van
afdelingshoofden wordt van de directeur verwacht dat hij enkel die personen aanstelt die hij voldoende gekwalificeerd acht aan een afdeling als geheel leiding te geven en die aantoonbaar over een gedegen kennis van het penitentiaire recht beschikken”.
Het gaat hierbij om de beslissingen tot uitsluiting van verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten en de verlenging hiervan, alsmede de verlenging van uitsluiting van verblijf in de groep en de plaatsing in afzondering. De overige in artikel
4, vierde lid, Bjj genoemde beslissingen blijven aan de directeur voorbehouden.

In artikel 11.1. van de huisregels van Amsterbaken van 13 juli 2012 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen: (-) De directeur kan een ordemaatregel opleggen:
a. als het in belang is van de orde of veiligheid in de inrichting;
b. als het noodzakelijk is voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van je vrijheidsbeneming;
c. als het nodig is ter bescherming van jezelf:
(-) De beslissing om een ordemaatregel op te leggen op grond van a t/m c kan binnen Amsterbaken ook genomen worden door de afdelingsmanager of behandelverantwoordelijke. (-)”.
De beroepscommissie is van oordeel dat genoemd artikel 11.1 van de huisregels – voorzover het betreft de aanwijzingsmogelijkheid van de behandelverantwoordelijke als bevoegde persoon tot oplegging van een ordemaatregel - in strijd is met artikel 4,
vijfde lid, Bjj. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie en het beroep zal ongegrond worden verklaard.

De vigerende regelgeving voorziet niet in een vergoeding van de gemaakte (reis)kosten voor een zitting van de beroepscommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van onderdeel a, voor dit ziet op het toegepaste geweld, gegrond en voor het overige ongegrond. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten
aanzien van het toegepaste geweld alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager, ten laste van de directeur, een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van onderdeel b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. E. Lucas en mr.drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 13 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven