Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1484/GM, 12 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1484/GM

betreft: [klager] datum: 12 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.F.M. den Hollander, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 24 april 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 juli 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. S.C. van Paridon, en, namens de inrichtingsarts, [...], medisch manager van het FMMU en
[...], hoofd zorg van het Detentiecentrum Rotterdam.
Klager, die in het buitenland verblijft, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur
van – zo verstaat de beroepscommissie – 6 maart 2013, betreft het door de inrichtingsarts niet afdoende behandelen van klagers pols- en enkelklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd.
Omdat klager een inreisverbod heeft voor Nederland, kan hij niet op de zitting verschijnen. Door de kwetsuur aan zijn pols is klagers fysieke gesteldheid gedurende zijn detentie (verder) achteruit gegaan. Het betrof een oude breuk; de klachten zijn
verergerd doordat klager in de inrichting is gevallen. Er is door de medische dienst uitsluitend gedaan aan ‘pappen en nathouden’ terwijl er bij klager sprake was van een sterk verminderde mobiliteit van zijn hand en schouder. Het probleem met klagers
enkel is buiten detentie ontstaan. Door die kwetsuur kon hij geen gebruik maken van de in de inrichting geboden sportfaciliteiten. Hierdoor was het voor hem niet goed mogelijk om fit te blijven. Namens klager wordt benadrukt dat het beroep voornamelijk
ziet op de problemen ten aanzien van zijn arm. Klager was een gedetineerde waarbij twijfels bestonden over zijn identiteit. Daarmee stond feitelijk ook wel vast dat klager langere tijd in detentie zou verblijven. De inrichtingsarts had daarom een
andere
behandelwijze, waaronder ook een verwijzing naar een specialist, kunnen inzetten.

Namens de inrichtingsarts is diens standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt toegelicht.
Uit klagers status is gebleken dat hij eerder, ongeveer drieëneenhalf jaar geleden in Frankrijk is geopereerd aan zijn hand. Het is overigens maar de vraag of klager door de gevolgen daarvan beperkt zou worden in zijn mogelijkheden in het
Detentiecentrum. Klager heeft last van een vervelende fractuur aan een middenhandsbeentje. Op zich is het mogelijk dat klager, als er geen behandeling plaats zou vinden, langdurig pijn blijft ondervinden van die fractuur. Het betreffende
middenhandsbeentje is essentieel bij draaibewegingen van de hand. Mogelijk zijn de klachten door klagers verblijf in detentie verergerd. Dat kan echter niet zijn versneld door de val van klager in het Detentiecentrum. Klager is tijdens zijn verblijf in
het Detentiecentrum behandeld als iedere andere gedetineerde. De arts merkt daarbij nog op dat een operatieve ingreep aan zijn hand een aantal risico’s met zich brengt. Volledige genezing kan bij dergelijke operaties niet worden gegarandeerd. Klager
heeft fysiotherapie aangeboden gekregen maar daarvan heeft hij niet consequent gebruik gemaakt. Door de inrichtingsarts is niet overwogen om een orthopedisch specialist te raadplegen. Een van de redenen daarvoor is dat, als een dergelijk traject wordt
ingezet, je dat ook zou moeten afmaken. Klager is pijnmedicatie aangeboden. Uit het medisch dossier wordt inderdaad onvoldoende duidelijk of klager een goede uitleg is gegeven over de mogelijke gevolgen van een alternatieve behandeling. Dat zou in de
toekomst beter opgenomen moeten worden in dat dossier.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt als onweersproken vast dat klager tijdens zijn verblijf in de inrichting pols- en enkelklachten heeft aangevoerd. Uit de inlichtingen namens de inrichtingsarts en uit het (medisch) dossier van klager komt naar voren dat de
oorzaak van die klachten is ontstaan buiten detentie en dat klager daarvoor is behandeld met (pijn)medicatie en fysiotherapie. Voorts wordt uit het medisch dossier voldoende aannemelijk dat aan klager een uitleg is gegeven waarom voor de toegepaste
behandelmethode is gekozen. Die behandeling kan, daargelaten dat in gevallen als deze ook voor (een) andere behandelmethod(en) had kunnen worden gekozen maar welke andere behandelmethod(en) niet bij voorbaat als beter kunnen worden aangemerkt, niet
worden aangemerkt als zijnde in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven