nummer: 13/1490/JA
betreft: [klager] datum: 5 augustus 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.G. Ouwejan, namens
[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 mei 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Rentray te Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juli 2013, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) de Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.G. Ouwejan.
De directeur van de j.j.i. Rentray heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft klagers overplaatsing naar een andere afdeling binnen de inrichting.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing klager over te plaatsen naar een andere afdeling is genomen omdat er vernielingen op klagers afdeling waren gepleegd. Hiermee lijkt de beslissing een disciplinaire maatregel dan wel een ordemaatregel te zijn. De beslissing is echter niet
toetsbaar, nu er schriftelijk niets is vastgelegd. Klager is door de overplaatsing benadeeld, aangezien hij niet op een LVB-groep verbleef en evenmin in die periode behandeld werd. Indien de beslissing op grond van de veiligheid is genomen, zoals de
inrichting stelt, kan niet vooraf een bepaalde duur worden vastgesteld. Volgens klager waren op zijn afdeling alleen de televisie en een aantal banken kapot. Alle jeugdigen van zijn afdeling zijn naar andere groepen overgeplaatst. Door de
overplaatsing
heeft klager drie keer dramatherapie gemist.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Uit de brief van de inrichting aan de commissie van toezicht van 22 april 2013 blijkt dat de jongeren van klagers groep, Kuala Lumpur, de groep zodanig hadden vernield dat de groep ‘onbewoonbaar’ was geworden. Klager heeft gedurende twee weken op de
groep Rome verbleven. Groep Rome werkt met dezelfde methode als groep Kuala Lumpur en de overplaatsing heeft geen gevolgen gehad voor klagers behandeling.
Uit de stukken blijkt dat klagers groep weer bewoonbaar moest worden gemaakt en alle jeugdigen van die groep zijn voor hun eigen veiligheid overgeplaatst.
In artikel 55, eerste lid, Bjj staan de disciplinaire straffen limitatief opgesomd. Een disciplinaire straf van overplaatsing naar een andere afdeling kent de wet niet.
Door de directeur kunnen de volgende ordemaatregelen worden opgelegd: uitsluiting van het verblijf in de groep al of niet gecombineerd met uitsluiting van deelname aan activiteiten (artikel 24 Bjj); de plaatsing in afzondering (artikel 25 Bjj) en de
correctieplaatsing (artikel 27 Bjj). Niet is gesteld en uit het dossier is ook niet gebleken dat klager in afzondering is geplaatst dan wel dat klager is uitgesloten van verblijf in de groep en/of uitgesloten van deelname aan activiteiten. Gezien het
voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is van een disciplinaire straf noch van een ordemaatregel.
In artikel 65, eerste lid onder a tot en met l, Bjj worden de beslissingen van de directeur genoemd waartegen beklag openstaat. Voorts bepaalt artikel 65, eerste lid onder m, Bjj dat de jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over enige andere
hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat de jeugdige op grond van een bij of krachtens deze wet of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.
De beroepscommissie is van oordeel dat nu klagers behandeling gewoon doorgang heeft kunnen vinden geen sprake is van een beperking van een recht dat de jeugdige op grond van een bij of krachtens deze wet of eenieder verbindende bepaling van een in
Nederland geldend verdrag toekomt en klager zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. E. Lucas en mr.drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris,
op 5 augustus 2013
secretaris voorzitter