Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1041/GA, 22 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1041/GA

betreft: [klager] datum: 22 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 maart 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Torentijd heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het – na een interne overplaatsing - gedurende drie weken niet deel kunnen nemen aan de arbeid en gedurende de voor de arbeid bestemde tijd ingesloten worden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd overgeplaatst vanaf de inkomstenafdeling naar de afdeling Zuid 2. Daardoor kwam hij op de wachtlijst voor de arbeid en heeft hij drie weken niet kunnen werken. Nadat klager uit de beperkingen kwam is hij geplaatst op de zagerij van de
afdeling. Hij heeft daar twee weken gewerkt. Toen werd hij tegen zijn zin overgeplaatst. Hij werd van de A-groep overgeplaatst naar een B-groep. Indien klager op Zuid2 ook in een A-groep zou zijn geplaatst, had hij wel kunnen blijven werken. Klager zat
eerder in een groep van 64 personen en werd op Zuid 2 geplaatst in een groep van 12 personen. Op het moment van overplaatsing kreeg hij te horen dat er voor hem geen plaats bij de arbeid was. Klager is van mening dat dit in strijd is met de bepalingen
van de artikelen 16 en 47van de Pbw. Klager is van mening dat hij had moeten worden overgeplaatst naar een groep waarvoor direct arbeid beschikbaar was. De directeur had zorgvuldiger moeten zijn. Door deze onzorgvuldigheid heeft klager een aantal weken
twintig uren extra in zijn cel moeten verblijven. Klager heeft in die tijd overigens wel wachtgeld verstrekt gekregen. Het beklag is daarom met name gericht tegen de extra dagelijkse insluiting gedurende drie weken.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Als onweersproken kan worden vastgesteld dat klager door een interne overplaatsing naar de afdeling Zuid 2 gedurende drie weken niet (meer) heeft kunnen deelnemen aan de arbeid, gedurende die tijd op de wachtlijst voor de arbeid heeft gestaan en
tijdens
de voor de arbeid bestemde tijd is ingesloten.Voorts is niet weersproken dat klager niet (tijdig) is geïnformeerd over de gevolgen die een interne overplaatsing kon hebben voor zijn deelname aan de arbeid.
Om dit soort onwenselijke gevolgen van een interne overplaatsing te voorkomen, mag van de directeur een bijzondere inspanning worden verlangd om de gedetineerde in staat te stellen deelname aan de arbeid te continueren. Dit houdt in dat de wens deel te
nemen aan de arbeid wordt betrokken bij de beslissing tot overplaatsing en dat de gedetineerde over de mogelijke gevolgen van een overplaatsing tijdig wordt geïnformeerd. Nu van een en ander niet is gebleken moet worden geoordeeld dat de bestreden
beslissing van de directeur onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig voor het vaststellen van een tegemoetkoming. Bij de bepaling van de hoogte daarvan houdt zij rekening met enerzijds het door klager gemiste arbeidsloon in vergelijking met het hem verstrekte
wachtgeld en anderzijds met de omstandigheid dat klager gedurende drie weken is ingesloten tijdens de voor de arbeid bestemde tijd. De hoogte van de tegemoetkoming zal daarom worden vastgesteld op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven