Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0450/TA, 17 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/450/TA

betreft: [klager] datum: 17 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 13 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen de vaststelling van de tegemoetkoming d.d. 31 januari 2002 door de voorzitter van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en het hoofd van voormelde inrichting om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De voorzitter van de beklagcommissie heeft de klager toekomende tegemoetkoming vastgesteld op € 345,= wegens klagers plaatsing in 'bloktijden' gedurende vijf maanden, aan welke maatregel geen rechtsgeldige beslissingen ten grondslaghebben gelegen en waarvan geen schriftelijke mededelingen zijn uitgereikt.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting heeft op verzoek van de beklagcommissie een compensatievoorstel gedaan, te weten € 250,= voor de vijf maanden dagen dat klager beperkt is geweest in zijn vrijheden. Deze beperking betreft niet een separatie ofplaatsing op een afdeling voor intensieve zorg. Voor dergelijke beperkingen werd normaliter een compensatie van ƒ 5,= (is € 2,27) gegeven. De voorzitter van de beklagcommissie heeft ten onrechte klagers situatie gelijkgesteld metbovengenoemde maatregelen.
Ten onrechte heeft de voorzitter van de beklagcommissie in de compensatiebeslissing opgemerkt dat de inrichting klagers stelling, dat zijn plaatsing in bloktijden gedurende vijf maanden tot gevolg had dat hij 20 uur achter de deurzat, niet heeft bestreden. Ter zitting is daarover wel gesproken. Klager kreeg de gelegenheid buiten zijn verblijfsruimte te vertoeven en individuele therapieën te volgen. Hij maakte daarvan geen gebruik. De inrichting voldeed tenopzichte van klager aan de wettelijke eisen. Bovendien had klager de beschikking over de in zijn verblijfsruimte aanwezige spullen. Een compensatie van € 250,= is dan ook voldoende.

Klager heeft zijn standpunt inzake het beroep van het hoofd van de inrichting als volgt toegelicht.
Niet alleen zijn hem geen schriftelijke mededelingen uitgereikt van de plaatsing in bloktijden en de verlengingen ervan, evenmin is hij door het hoofd van de inrichting gehoord. De stelling dat hij niet deelnam aan individueletherapieën kan bij gebreke van enig aanbod van individuele therapie niet juist zijn. Gedurende de plaatsing in bloktijden vergat men bij herhaling hem uit te sluiten voor de maaltijden, was er geen personeel beschikbaar om hem tebegeleiden naar de bibliotheek of de luchtplaats of was er geen plaats op de isoleerwandelplaats. In genoemde periode was klagers moeder kort tevoren overleden en overleed zijn vader na een ernstige ziekte, maar er was metuitzondering van de pastor niemand in de inrichting die in deze moeilijke en verdrietige periode naar hem omzag. Het is onbegrijpelijk dat de inrichting nu vecht voor een klein beetje geld, terwijl zij maandenlang geen actieondernam om te komen tot een vergoeding.

3. De beoordeling
In haar uitspraak d.d. 24 augustus 2001 heeft de beklagcommissie bepaald dat zij, na het hoofd van de inrichting te hebben gehoord, zal nagaan of enige compensatie aan klager in deze is geboden. Gebleken is dat niet debeklagcommissie maar de voorzitter van de beklagcommissie de beslissing terzake van de tegemoetkoming heeft genomen. Nu geen der in artikel 59, derde lid, Bvt limitatief opgesomde gevallen, waarin de voorzitter van debeklagcommissie het klaagschrift als enkelvoudig lid van de beklagcommissie kan afdoen, in casu van toepassing is geweest, had mede gelet op het bepaalde in artikel 66, zevende lid, Bvt de beklagcommissie ten vervolge van degegrondverklaring van het beklag de thans bestreden beslissing moeten nemen. Het beroep is derhalve op formele grond gegrond en de uitspraak dient te worden vernietigd. Op grond van artikel 68, derde lid, Bvt zal de beroepscommissiedoen wat de beklagcommissie had moeten doen.

De beklagcommissie heeft onherroepelijk op het beklag tegen de plaatsing in 'bloktijden' gedurende vijf maanden beslist en het gegrond verklaard wegens het ontbreken van rechtsgeldige beslissingen tot en schriftelijke mededelingenvan de (verlengingen van de) "disciplinaire straf", derhalve op formele gronden.
In de huisregels wordt omtrent bloktijden het volgende opgemerkt: "Als uw gedrag daartoe aanleiding geeft, kunt u in bloktijden worden geplaatst. Dat wil zeggen dat u gedurende een aantal uren per dag in uw eigen verblijf ingeslotenkunt worden. Wanneer u in bloktijden wordt geplaatst, krijgt u hiervan een schriftelijke mededeling waarin onder andere de frequentie, duur en plan om de bloktijden weer op te heffen in vermeld staan.".

Bij uitspraak 02/17/TA d.d. 1 mei 2002 heeft de beroepscommissie vastgesteld dat de Bvt niet voorziet in het door de inrichting gehanteerde begrip "plaatsing in bloktijden".
Voor het beoordelen van de hoogte van de aangewezen tegemoetkoming dient derhalve aansluiting gezocht te worden bij de wel in de Bvt geregelde maatregel van overeenkomstige toepassing.
Blijkens de stukken verbleef klager ten tijde van de plaatsing in bloktijden op een IC-afdeling, alwaar op hem een standaardregime van toepassing was. Gelet op de begripsbepaling terzake van afzondering in artikel 1, onder z, Bvtmoet naar het oordeel van de beroepscommissie klagers plaatsing in bloktijden - insluiting in zijn persoonlijke verblijfsruimte in afwijking van het op hem toepasselijke regime- worden aangemerkt als afzondering gedurende een aantaluren per dag.

Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken kan ingevolge artikel 66, zevende lid, Bvt, een tegemoetkoming worden vastgesteld in verband met het door de betrokkene ondervonden ongemak.
Klager heeft gedurende vijf maanden ongemak ondervonden van zijn afzondering gedurende een aantal uren per dag. Het door de beroepscommissie met ingang van 1 januari 2002 te hanteren standaardbedrag ingeval van gegrondverklaring opformele grond van een beroep tegen afzondering in de eigen verblijfsruimte bedraagt € 2,50 per dag. De beroepscommissie komt dan ook tot de slotsom dat de klager toegekende tegemoetkoming (€ 2,30 per dag) niet als te hoog moetworden aangemerkt. Het beroep zal dan ook materieel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de uitspraak van de voorzitter van de beklagcommissie. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak en bepaalt detegemoetkoming op € 2,30 per dag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden , secretaris, op 17 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven