nummer: 13/1615/GA
betreft: [klager] datum: 22 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 mei 2013 van de beklagcommissie bij de locatie De Berg te Arnhem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager gehoord.
De directeur van de locatie De Berg heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens – kortweg – vermoedelijke fraude bij gelegenheid van een urinecontrole;
b. de staat van onderhoud van de strafcel(len) waarin klager werd geplaatst naar aanleiding van de hiervoor onder a vermelde disciplinaire straf;
c. het niet meezenden van in de inrichtingswinkel gekochte (voedings)waren bij gelegenheid van een overplaatsing naar een andere inrichting.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Klager vindt het jammer dat de directeur afwezig is, hij had hem graag met enkele zaken willen confronteren. De directeur zegt dat er waarschijnlijk zou zijn gemanipuleerd bij de urinecontrole. Klager heeft niet gemanipuleerd. Hij heeft immers
voorafgaand aan de urinecontrole een deel van zijn urine aan een medegedetineerde gegeven. Deze heeft toen ook een urinecontrole ondergaan en zijn uitslag was negatief. De uitslagen hadden daarom hetzelfde moeten luiden. Klager heeft aan die
medegedetineerde urine afgestaan. Klager was er natuurlijk niet bij, toen die gedetineerde een urinecontrole heeft afgelegd. Klager gaat er, nu de medegedetineerde kennelijk schoon was bevonden en hij wel eerder had geblowd, vanuit dat de onderzochte
urinestalen zijn urine betroffen.
b. Klager werd vervolgens in een strafcel geplaatst. Die strafcel was erg vies. Klager heeft vervolgens gevraagd of de cel schoongemaakt kon worden. Hem werd eerst te kennen gegeven dat hij dit zelf moest doen. Omdat klager dat niet wilde, werd hij
vervolgens in een andere strafcel geplaatst. In die cel was men bezig met voorbereidingen voor schilderwerk. Er waren nog geen muren geschilderd en de kalk viel van de muren. Klager had last van het stof en die kalk. Klager is vervolgens in
hongerstaking gegaan en is toen flauwgevallen. Dat gebeurde nadat hij zes dagen in de strafcel had verbleven. Klager heeft toen nog gevraagd om bezoek van een arts. Deze is echter niet gekomen.
c. Klager is vanuit De Berg overgeplaatst naar de locatie Ooyerhoek in Zutphen. Bij die overplaatsing zijn niet alle levensmiddelen van klager overgebracht naar Zutphen. Klager had veel etenswaren gekocht en hem was gezegd dat hij alles mee zou mogen
nemen naar Zutphen. Klager begrijpt op zich wel dat bederfelijke waar niet wordt vervoerd. Indien klager eerder op de hoogte was gesteld van zijn overplaatsing, had hij de levensmiddelen kunnen verdelen onder zijn medegedetineerden.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Uit de inlichtingen van de directeur, zoals gegeven aan de beklagcommissie, wordt onvoldoende duidelijk hoe en/of wat er bij de onderhavige urinecontrole zou zijn gemanipuleerd. Het had op de weg van de directeur gelegen om nader onderzoek te doen naar
de aard of wijze van manipulatie, alvorens hij overging tot oplegging van onderhavige disciplinaire straf. Dat geldt temeer nu de uitslag van dat urineonderzoek door klager wordt bestreden en het standpunt van klager niet zonder meer onbegrijpelijk of
onaannemelijk moet worden geacht. Het vorenstaande maakt dat de bestreden beslissing van de directeur onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven en het beklag dient alsnog
gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De beroepscommissie verstaat dat het beklag met name is gericht op de staat van onderhoud van de strafcel waarin klager werd geplaatst nadat hij zich had beklaagd over de hygiënische toestand van de eerste strafcel waarin hij zou worden geplaatst.
Daargelaten de vraag naar de staat van onderhoud van die tweede strafcel, is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager uitdrukkelijk heeft verzocht om plaatsing in een andere strafcel. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat hier geen sprake is
geweest van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom ten aanzien van dit onderdeel eveneens niet in stand blijven en klager dient in zoverre alsnog
niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.
Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beroep is daarom ongegrond, met bevestiging van de uitspraak van de
beklagcommissie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b van het beklag en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c van het beklag ongegrond, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 juli 2013
secretaris voorzitter