Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1527/GA, 22 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1527/GA

betreft: [klager] datum: 22 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 april 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft;
a. het ontslag uit het baantje van winkelmedewerker en het hem niet opnieuwaannemen in dat baantje, terwijl andere – eveneens ontslagen – gedetineerden wel weer in dat baantje werden aangenomen;
b. het uitbetalen van te weinig arbeidsloon over de week 14 en 15 van 2013.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Klagers werkzaamheden in de inrichtingswinkel bestonden er uit dat hij winkelboxen moest vullen. Die boxen gaan vervolgens via een lopende band naar de kassa. Bij de kassa wordt een en ander geregistreerd en worden de boxen voorzien van een sticker,
waarna de boxen op een trolley worden geplaatst Uiteindelijk bleken er op die trolley meer boxen te staan dan dat er bestellingen van gedetineerden waren. Klager had inderdaad meer boxen op de band kunnen zetten maar die komen dan niet voorbij de
kassa.
Daar wordt een en ander geregistreerd. De gedetineerde die bij de kassa werkt is wel in de gelegenheid om te frauderen. Hij zou een (niet-bestelde) box kunnen voorzien van een sticker. Klager had die mogelijkheid niet. Hij is het er daarom niet mee
eens
dat hij ontslagen werd. Met klager werden alle andere in de winkel werkzaam zijnde gedetineerden ontslagen. Twee van hen werden de volgende dag weer aangenomen en een derde de dag daarna. Een vierde gedetineerde is inmiddels ontslagen uit detentie. Een
vijfde gedetineerde kwam in verband met lichamelijke klachten niet meer voor arbeid in aanmerking. Klager is niet opnieuw aangenomen. Dat bevreemdt hem, omdat hij op die manier niet het vertrouwen terug kan winnen. Klager vulde de boxen aan de hand
van
de bestellijsten. Voor hem was het niet mogelijk om te frauderen. De boxen worden door het personeel bij de gedetineerden afgeleverd. De directeur heeft tegenover klager aangegeven dat hij met hem nog in gesprek zou gaan over dit voorval. Dat is nooit
gebeurd. De door de directeur gegeven uitleg wordt als onvoldoende aangemerkt. Eigenlijk wordt klager - voor zijn gevoel - aangewezen als de dief. Er is echter nooit een verslag of melding overgelegd. Klager is daarom van mening dat het beklag gegrond
dient te worden verklaard. Klager heeft overigens aan de directeur verzocht om weer tewerkgesteld te worden in de winkel of inrichtingskeuken. Dat verzoek is afgewezen met de motivering dat er onvoldoende vertrouwen in hem was. Klager heeft nooit
gezegd
niet te willen gaan werken.
b. Klager had TR-training op dinsdagen en donderdagen. Klager heeft wel op de maandag en woensdag gewerkt. Dat heeft hij ook uitbetaald gekregen. Vervolgens heeft hij nooit meer arbeidsloon ontvangen, terwijl hij wel had aangegeven te willen werken. Na
zijn ontslag moest hij in eerste instantie wachten tot de volgende week. Toen kon hij aan de slag bij het krabben van bakken. Dat heeft klager toen ook gedaan. Na de woensdag werd hij niet meer opgeroepen voor de arbeid. Klager heeft nooit een
verklaring ondertekend dat hij niet meer zou willen werken. Hij werkt nu in het geheel niet meer. Klager is ten aanzien van de arbeid ontmoedigd door inrichting. Klager wil werken maar het lijkt alsof klager op een zwarte lijst staat voor de arbeid
staat. Dat vindt hij heel vervelend.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Op enige moment bleek dat op een trolley meer boxen stonden dan er waren besteld. Er is in ieder geval één winkelbox de kassa gepasseerd zonder dat deze was afgerekend. De zes in de inrichtingswinkel werkzame gedetineerden zijn allen uit hun baantje
gezet in verband met het vermoeden van fraude. Omdat er sprake was van een vermoeden, zijn er toen geen straffen opgelegd. Omdat in de winkel gewerkt moet worden met het Leonardo-systeem, was het noodzakelijk om direct weer enige mensen aan te nemen
met
kennis van het kassasysteem. Om die reden zijn toen twee gedetineerden, die al langer in de winkel werkten en van onbesproken gedrag waren, weer aangenomen. Daarna zijn andere gedetineerden ingestroomd. Klager kwam daarvoor niet in aanmerking, omdat
hij
zich inmiddels had opgegeven als niet-werker. Klager was niet de meest verdachte van de winkelmedewerkers. De twee gedetineerden die in eerste instantie terug kwamen in de winkel, waren minder verdacht dan de anderen. Daarbij speelde ook de noodzaak om
de winkel weer te bezetten. De directeur heeft het signaal willen afgeven dat fraude niet getolereerd wordt. Het uitdelen van boxen onder de gedetineerde geschiedt door een gedetineerde onder toezicht van een afdelingsmedewerker. Daarbij bestaat de
mogelijkheid om te frauderen. De directeur heeft met klager gesproken over zijn al dan niet deelnemen aan de arbeid. In de inrichting is eerder een soortgelijke situatie aan de orde geweest in de inrichtingskeuken. Toen is ook iedereen ontslagen. In de
winkel zijn twee personen vrij snel daarna aangenomen, de derde persoon heeft eerst op de werkzaal gewerkt. De directeur kan zich wel voorstellen dat klager een en ander als een soort straf heeft ervaren, maar dat was het echter uitdrukkelijk niet.
b. Klager stond, blijkens de gegevens van de directeur, op 4 april 2013 te boek als niet-werker. In die periode heeft hij daarom ook niet gewerkt. In de ogen van de directeur heeft klager daarom over de weken 14 en 15 eigenlijk ten onrechte een
loonbetaling gehad. Gedetineerden die activiteiten in het kader van TR moeten verrichten en ook deelnemen aan de arbeid, krijgen in beginsel hun arbeidsloon doorbetaald. De directeur heeft gezocht naar een verklaring van klager dat hij niet langer
wenst
deel te nemen aan de arbeid. Die verklaring kan de directeur niet overleggen. Klager kan zich overigens weer melden voor deelname aan de arbeid. Dan zal hij moeten beginnen met het in de inrichting minst populaire werk. Vanaf donderdag 4 april 2013
stond klager te boek als niet-werker.

3. De beoordeling
Van het volgende kan, als vaststaand, worden uitgegaan.
Klager werkte in de inrichtingswinkel en is, samen met vijf medegedetineerden die in de inrichtingswinkel werkzaam waren, ontslagen in verband met het vermoeden van fraude en/of diefstal tijdens de arbeid. Van de andere gedetineerden zijn twee direct
weer tewerkgesteld en kwamen de anderen – zo is niet weersproken – hiervoor niet meer in aanmerking. Klager is, hoewel hij daarom heeft verzocht, niet meer in de inrichtingswinkel tewerkgesteld.
Klager neemt thans in het geheel geen deel meer aan de arbeid, terwijl de directeur geen (afdoende) duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over klagers status als niet-werker.
Gelet op het bovenstaande kon verzoeker in redelijkheid vermoeden dat hij als schuldige van de fraude en/of diefstal werd aangemerkt. De verklaring die de directeur heeft gegeven over de reden voor de hernieuwde aanstelling van (een aantal) andere
gedetineerden bij de inrichtingswinkel schiet tekort en wekt op zijn minst de schijn van verdenking jegens klager. Daarbij wordt voorts aannemelijk geacht dat de terugkeerbegeleiding naar (speciale) baantjes in klagers geval onzorgvuldig is geweest.
Over het geheel moet worden geoordeeld dat de directeur onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken waarom klager (nog) niet in aanmerking kan komen voor een baantje in de inrichtingswinkel. Ook heeft de directeur niet kunnen uitleggen waarom aan
klager
geen arbeidsloon is uitgekeerd over de weken 14 en 15 van 2013. De uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Bij de vaststellen van de hoogte daarvan weegt de beroepscommissie de gemiste inkomsten van klager in de weken 14 en 15 van 2013 en het door
klager ondervonden ongemak in verband met de ten onrechte gewekte schijn van de verdenking van fraude en of diefstal uit de inrichtingswinkel mee. Zij zal de hoogte van de tegemoetkoming daarom vaststellen op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven