nummer: 13/1319/GV
betreft: [klager] datum: 11 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 april 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het niet volgen van terugdringen recidive (t.r.) mag aan verlof niet in de weg staan. Als klager nooit met verlof mag kan hij zich ook niet bewijzen. De p.i. wil dat klager naar een kliniek gaat. Van de
rechter en het Openbaar Ministerie hoeft dat niet. Klager vindt zelf ook niet dat hij verslaafd is aan alcohol. Klager is er aan toe zijn contacten buiten de p.i. weer te bezoeken. Hij is er niet op uit buiten problemen te veroorzaken. Binnen de p.i.
heeft klager ook nooit problemen veroorzaakt.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is negatief beslist op klagers verzoek omdat vanuit de inrichting wordt aangegeven dat klager geen zelfinzicht heeft en hij niet wil werken aan zijn alcoholproblematiek. Dit laatste brengt forse risico’s met zich. De reclassering geeft aan dat er
zonder behandeling een hoog recidiverisico is, dat de kans op onttrekking aan detentie als hoog wordt ingeschat en dat er risico is op letselschade voor vader en willekeurige personen. Klager blijft aangeven niet mee te werken aan een eventuele
behandeling van zijn alcoholprobleem. Een aangeboden t.r. traject is daarom ook stopgezet.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Achterhoek, locatie Ooyerhoek heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Arnhem en de politie hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens (poging tot) moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 maart 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.
Uit de stukken komt naar voren dat er bij klager sprake is van een alcoholprobleem. Alcohol heeft een rol gespeeld bij het delict waarvoor klager is veroordeeld. Nadat klager eerder had aangegeven behandeling te weigeren gaf hij nadien aan open te
staan
voor een behandeling. In gesprekken blijkt hij echter geen probleem te zien in zijn alcoholgebruik, heeft hij weinig probleeminzicht en legt hij veel buiten zichzelf. Vanwege het ontbreken van motivatie voor behandeling werd het t.r. traject stopgezet.
Dit betekent dat klagers alcoholafhankelijkheid onbehandeld blijft. Daarnaast is er sprake van psychische problematiek, impulsiviteit en een verstoorde relatie met klagers vader.
De reclassering schat het recidiverisico alsmede het risico op onttrekking aan detentie hoog in. Vanwege het risico op letselschade kan klager worden gezien als een gevaar voor anderen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze op dit moment, ondanks de positieve adviezen van politie en Openbaar Ministerie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris op 11 juli 2013.
secretaris voorzitter