Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0592/TB, 15 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/592/TB

betreft: [klager] datum: 15 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.T.C.M. Crepin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 13 februari 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juli 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.T.C.M. Crepin, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 27 september 2005 is hij geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Bij beslissing van 9
juni
2010 is hij overgeplaatst naar FPC Oldenkotte te Rekken. Bij brief van 31 januari 2013 is door FPC Oldenkotte verzocht klager over te plaatsen. De Staatssecretaris heeft op 13 februari 2013 beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek.
Deze overplaatsing is op 20 februari 2013 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er was geen noodzaak klager over te plaatsen. Hij had een goede band met het behandelteam. Hij had al 13 à 14 certificaten behaald en hem was gezegd dat hij alle therapie die noodzakelijk was, had gevolgd. Het was de bedoeling verder te gaan met
resocialisatie en een onbegeleid verloftraject. Klagers verzoek om onbegeleid verlof is tweemaal afgewezen, omdat een medeverpleegde een delict heeft gepleegd. Hij is wel 100 keer met begeleid verlof gegaan. Klager kan momenteel niet verder met het
verloftraject, omdat hij is overgeplaatst. Zijn behandelcoördinator in FPC Oostvaarderskliniek heeft hem gezegd dat zijn resocialisatie weer kan worden opgepakt als hem onbegeleid verlof wordt verleend.
Klager ervaart de overplaatsing als een straf. Wat klager ook doet, hij bereikt niets. Hij weet niet waar hij aan toe is. Hij heeft in een jaar tijd acht behandelcoördinatoren gehad. Iedere behandelcoördinator wil hem eerst leren kennen en dat vergt
tijd. Klager werkt inmiddels weer mee aan urinecontroles en stuurt aan op onbegeleid verlof.
De beslissing tot overplaatsing is gebrekkig gemotiveerd. Het is niet juist dat klager overgeplaatst wilde worden. Het is klager niet bekend dat hem nog therapie zou kunnen worden geboden in FPC Oostvaarderskliniek. Hem is niets verteld. Terugplaatsing
naar Oldenkotte ligt niet meer in de rede. Klager wenst een financiële tegemoetkoming.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
FPC Oldenkotte heeft gevraagd klager over te plaatsen om hem een nieuwe behandelkans te bieden. Er was sprake van groeiend wantrouwen, want klager trok zich terug en het contact met het behandelteam verslechterde. Afwijzing van de aanvraag onbegeleid
verlof door de interne verloftoetsingscommissie en wisselingen in het behandelteam leidden tot terugval in cannabisgebruik. Na een incident in november 2012 is hij teruggeplaatst naar een andere afdeling. Volgens het behandelteam is het vertrouwen
tussen klager en het behandelteam dusdanig geschaad dat de behandeling in een impasse is geraakt.
Uit een email van FPC Oostvaarderskliniek, die wordt overgelegd, blijkt dat klager na zijn overplaatsing eerst aan niets wilde meewerken. Nu is voorzichtig overeengekomen dat het hoofd behandeling klager kan indiceren voor enkele therapieonderdelen.
Hij
is geïndiceerd voor een kortere vorm van de delictscenarioprocedure en individuele psychotherapie. Er is thans iets meer contact met de groep en sociotherapie.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het verzoek van 31 januari 2013 tot herselectie met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens
omtrent het al dan niet bestaan van een beheers\vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.

De beroepscommissie overweegt dat uit het verzoek om herselectie blijkt dat klager zich in FPC Oldenkotte in toenemende mate terugtrok waardoor het contact met het behandelteam moeizaam verliep. Het wantrouwen tussen klager en het behandelteam nam toe
en nadat de interne verlofcommissie klagers aanvraag voor onbegeleid verlof tot tweemaal toe had afgewezen, is klager weer softdrugs gaan gebruiken. In november 2012 was sprake van een beschuldiging dat klager drugs in de inrichting bracht en dreigend
was naar medeverpleegden.
Door klager is gesteld dat hij zijn behandeling in FPC Oldenkotte al had afgerond en hij alleen nog in afwachting was van onbegeleid verlof. De beroepscommissie acht dat echter, gelet op de informatie van FPC Oldenkotte en FPC Oostvaarderskliniek, niet
aannemelijk geworden.
Klager heeft ook overigens geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. W.A.Th. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven