Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1084/GV, 11 juli 2002
Uitspraakdatum:11-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1084/GV

betreft: [klager] datum: 11 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 mei 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Hij zit in de laatste fase van zijn detentie. Hij moet nog ongeveer zes maanden gevangenisstraf ondergaan. Voor het aangevraagde verlof moest hij een urinecontrole ondergaan en hierop scoorde hij negatief. Ook op eerdereurinecontroles scoorde hij negatief. Klager vindt het onterecht dat die ene positieve urinecontrole nu weer gebruikt wordt. Hij vraagt zich af wanneer hij dan in aanmerking komt om te reïntegreren en wanneer iemand de kans krijgt omzich te bewijzen.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is, gezien de beschikbare informatie, geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Een plaatsing in Groot Batelaar kon geen doorgang vinden, omdat klager positief scoorde bij een afgenomen urinecontrole. Klager heeftdaarbij te kennen gegeven niet meer gemotiveerd te zijn voor een behandeling.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De leden van het multidisciplinaire team van unit 2 van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ondersteunen klagers verlofaanvraag. Zij hebben op basis van klagers gedrag voldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof eneen tijdige terugkeer naar de inrichting.
Klager scoorde negatief op de laatste bij hem afgenomen urinecontrole.

Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd. Dit is gebaseerd op de volgende gronden. Klager heeft zich in een tijdsbestek van 6 maanden 9 keer schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij heeft de slachtoffers geschopt,geslagen en anderen bedreigd met een vuurwapen. Daarnaast blijkt klager verslaafd te zijn aan drugs. Dit gaat in de praktijk vaak samen met het plegen van dergelijke delicten.
Ten slotte blijkt uit een psychiatrisch rapport dat de kans op recidive groot is.

De politie Rotterdam Rijnmond heeft gemeld dat klagers opgegeven verlofadres het adres van zijn moeder is en dat er in het verleden onderling problemen zijn geweest. Klagers moeder vindt het geen probleem om klager bij haar thuis teontvangen.

Op 2 januari 2002 is door de psychologe van het penitentiair selectiecentrum (PSC) te Den Haag in het kader van een mogelijke opname in Groot Batelaar een herselectieadvies opgemaakt. Daaruit komt het volgende naar voren.
Klager is een krenkbare man met een lage frustratietolerantie en een slechte impulscontrole. Hij neigt tot acting-out gedrag.
Er was een positieve lijn in klagers ontwikkeling. Hij realiseerde zich steeds meer dat er zonder een behandeling een risico is op terugval in de criminaliteit. Deze positieve lijn was aanleiding hem voor te stellen voor opname inhet PSC om daarna, zo mogelijk, een opname in Groot Batelaar te realiseren. Deze situatie veranderde echter.
Klager gebruikte eind december 2001 softdrugs en gaf te kennen niet meer gemotiveerd te zijn voor een behandeling en zijn gevangenisstraf bij voorkeur in een normaal gevangenisregime te willen volbrengen. Klager had de laatste wekenin het PSC regelmatig tijdens het sporten conflicten met medebewoners en deed dreigende uitlatingen.
Het PSC is ervan overtuigd dat klager, gelet op de ernstige problematiek en de weinig rooskleurige vooruitzichten, een behandeling nodig zal hebben om buiten tot een redelijke aanpassing te komen. De handvatten hiervoor zijn thansechter sterk verminderd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens straatroof, meermalen gepleegd, diefstal met geweld, meermalen gepleegd, en mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15december 2002. Aansluitend dient hij eventueel twee subsidiaire hechtenissen van in totaal vijf dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat klager zich in de periode van september 1998 tot juli 1999 elfmaal schuldig heeft gemaakt aan geweldsdelicten.
Uit het herselectieadvies d.d. 2 januari 2002 van de psychologe van het PSC komt naar voren dat klager een lage frustratietolerantie en een slechte impulscontrole heeft en dat hij behandeling nodig zal hebben om buiten eenpenitentiaire inrichting tot een redelijke aanpassing te komen. Klager heeft tot nu toe nog geen behandeling ondergaan. Evenmin bestaat er thans uitzicht op een behandeling op korte termijn.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraagrechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en e van deRegeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 11 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven