Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1305/GA, 10 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1305/GA

betreft: [klager] datum: 10 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 april 2013 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. K.D. Regter, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het PPC Maastricht, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
2012/000094:
a. een disciplinaire straf met ingang van 16 juli 2012 van veertien dagen opsluiting in een strafcel, met cameratoezicht, wegens het aanvallen van het personeel en het vernielen van de cel en de inrichting daarvan;
b. een disciplinaire straf van betaling van een geldboete ten hoogte van € 30,40, zijnde tweemaal het geldende weekloon van € 15,20, wegens het vernielen van de cel en de inrichting daarvan;
2012/000134:
c. de omstandigheid dat er, ondanks de uitspraak van de schorsingsvoorzitter van 20 juli 2012 met nummer 12/2229/SGA, na 20 juli 2012 cameratoezicht werd toegepast;
d. een disciplinaire straf met ingang van 21 juli 2012 van veertien dagen opsluiting in een strafcel wegens dreigend gedrag naar het personeel en het maken van slaande en schoppende bewegingen;
e. de verwijdering van klagers koelkast van zijn cel;
f. het feit dat medewerkers van Mondriaan niet bij klager op bezoek mochten komen;
g. het feit dat het conceptrapport van de medewerkers van Mondriaan niet aan klager is uitgereikt;
2012/000137:
h. het feit dat klager geen toegang had tot naslagwerken op de computer als gevolg van wijziging van het wachtwoord.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van de op 16 juli 2012 opgelegde disciplinaire straf geeft klager toe dat hij voedsel heeft gegooid, maar
hij ontkent dat hij dit naar het personeel heeft gegooid. Verder is het schriftelijke verslag ten onrechte niet aangezegd, terwijl de psychiater klager “handels- en wilsbekwaam” had verklaard. Ook blijkt uit het “rapport IBT inzet” van 15 juli 2012 dat
klager goed aanspreekbaar was. De directeur heeft een geldboete aan klager opgelegd en heeft dit bedrag ten onrechte van zijn rekening afgeschreven. Verder is het cameratoezicht ten onrechte pas op 21 juli 2012 beëindigd, terwijl het schorsingsverzoek
op 20 juli 2012 was toegewezen. De directeur heeft aangegeven dat dit te maken had met de fax die was blijven hangen. Klager heeft vervolgens de camera afgeplakt. Buiten de cel is de camera niet zichtbaar, dus als het cameratoezicht was beëindigd hoe
kon het personeel dan weten dat klager de camera had afgeplakt? In de cel zit een raam, maar via het raam is de camera niet zichtbaar. Via het luikje is de camera wel zichtbaar. Met betrekking tot de op 21 juli 2012 opgelegde disciplinaire straf voert
klager aan dat het personeel onder zijn matras wilde kijken. Klager had er genoeg van en heeft zijn matras tegen de muur gegooid. Hij heeft niet getrapt en hij heeft ook geen slaande bewegingen gemaakt. Hij had een zware scheurjurk aan dus dat gaat
niet. De verwijdering van klagers koelkast en televisie is een straf die de Pbw niet kent. Klager is niet meer teruggekomen op zijn cel. De ontzegging van het bezoek is eveneens onterecht nu de Pbw een dergelijke ordemaatregel evenmin kent. Daartoe
wordt verwezen naar de uitspraak van de beroepscommissie van 12 april 2013 met nummer 13/193/GA. Verder is klager van mening dat de computer ten onrechte niet beschikbaar was. Het personeel heeft gezegd dat de computer moest worden nagekeken, omdat men
dacht dat klager dingen aan het uitspoken was. De medewerkers van Mondriaan kwamen op bezoek om een rapport door te nemen ten behoeve van een zitting in klagers strafzaak, maar zijn geweigerd. Het rapport dat de medewerkers hebben achtergelaten heeft
klager nooit gekregen, terwijl de tekst daarvan wel is opgenomen in het selectieadvies. Het moet dus wel in de inrichting achtergelaten zijn. De definitieve versie is uiteindelijk in de strafzaak naar boven gekomen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur weet niet of de boete al is geïncasseerd. Ook weet de directeur niet of er voorafgaand aan de beslissing tot
toepassing van cameratoezicht een arts is geraadpleegd. Het is wel de procedure om een arts of deskundige vooraf te raadplegen. Het verslag is niet aangezegd in verband met klagers toestandbeeld. Het cameratoezicht is op 20 juli 2012 beëindigd. Het is
van twee kanten mogelijk om de cel in te kijken via een raam dan wel “one way screen”. Er zijn ook twee deuren. Dit is geen 24-uurs toezicht. Er wordt alleen in de cel gekeken als het personeel langsloopt. Gezien is dat klager de camera had afgeplakt
en
dit mag niet. Met betrekking tot de koelkast en televisie voert de directeur aan dat klager zijn televisie en koelkast kapot had gegooid en dat dit niet mag. Klager kon hiervoor verantwoordelijk worden gehouden. De directeur had geen nieuwe koelkast
voorhanden. Met betrekking tot het bezoek van de medewerkers van Mondriaan licht de directeur toe dat het bezoek niet doorgaat als de directeur dit niet verantwoord acht. Geprobeerd wordt om het bezoek op een ander tijdstip in te halen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. en b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Gebleken is dat het schriftelijke verslag van 15 juli 2012 niet is aangezegd in verband met klagers gemoedstoestand. Nu de wet het aanzeggen van het verslag dwingend
voorschrijft als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf en hierop geen uitzondering wordt gemaakt in verband met de gemoedstoestand van de gedetineerde, is de bestreden beslissing genomen in strijd met artikel 50, eerste lid, van de
Pbw.
Verder overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat het toepassen van cameratoezicht noodzakelijk was ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van klager, terwijl dit op grond van artikel 51a, eerste lid, van de Pbw een
voorwaarde is. Uit de schriftelijke mededeling van 16 juli 2012 blijkt dat er volgens de inrichtingspsychiater geen sprake is van een psychiatrisch toestandbeeld en klager wils- en handelingsbekwaam moet worden geacht. Nu verdere gegevens met
betrekking
tot eventuele gevaren voor klagers geestelijke of lichamelijke toestand ontbreken, is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat geen grond bestond voor het toepassen van cameratoezicht.
Ingevolge artikel 51, eerste lid en onder e., van de Pbw kan de directeur voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw een geldboete opleggen tot een bedrag van ten hoogste tweemaal het weekloon. Ingevolge het tweede
lid van dat artikel bepaalt de directeur bij de oplegging van een geldboete tevens door welke andere straf deze zal worden vervangen, ingeval de boete niet binnen de daartoe door hem gestelde termijn is betaald. In de schriftelijke mededeling van 16
juli 2012 is geen termijn bepaald waarbinnen de boete dient te worden betaald en evenmin is bepaald door welke andere straf de boete zal worden vervangen als deze niet wordt betaald. Bovendien is door de directeur niet weersproken dat de boete reeds is
geïncasseerd door inhouding van klagers weekloon, terwijl hiervoor geen wettelijke basis bestaat.
Gelet op het bovenstaande zal het beroep ten aanzien van a. en b. gegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden vernietigd. Het beklag ten aanzien van a. en b. zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal
een tegemoetkoming van tweemaal het geldende weekloon worden toegekend. Bij de bepaling van de hoogte van deze tegemoetkoming is in aanmerking genomen dat de beroepscommissie van oordeel is dat de directeur, gelet op klagers gedrag, in redelijkheid kon
besluiten klager disciplinair te straffen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van c. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van d. overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie op dit onderdeel van het beklag niet heeft beslist. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beklag in eerste en hoogste aanleg beoordelen. Gelet
op hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag 20 juli 2012 is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid kon besluiten een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel op te leggen. Het beklag zal
ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van e. overweegt de beroepscommissie dat in de schriftelijke mededeling van 16 juli 2012, waarbij is bepaald dat aan klager een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel wordt opgelegd, is vermeld dat: “Daarnaast
zult
u na terugkeer op een eigen kamer geen koelkast en televisie meer ter beschikking krijgen zolang het vertrouwen ontbreekt dat u hier verantwoord mee om zult gaan.” Ter zitting heeft klagers raadsman aangegeven dat het beroep enkel is gericht tegen het
niet ter beschikking stellen van de koelkast. In artikel 51, eerste lid, van de Pbw, staan de disciplinaire straffen vermeld die de directeur kan opleggen. Die opsomming is limitatief. Het niet ter beschikking stellen van een koelkast is geen
disciplinaire straf die de wet kent, zodat de beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet. Het beroep ten aanzien van e. zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag
zal
alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal geen tegemoetkoming worden toegekend nu namens klager is verklaard dat klager niet meer is teruggekeerd naar zijn cel.

Ten aanzien van f. overweegt de beroepscommissie dat de directeur op grond van artikel 55, eerste lid, van de Pbw het contact met de buitenwereld gedurende het verblijf in de strafcel kan beperken of uitsluiten. In de toelichting op dat artikel is
vermeld dat met betrekking tot de contacten met buiten de mogelijkheden hiertoe telkens uitdrukkelijk zijn voorzien in de onderscheidene bepalingen van hoofdstuk VII. Op grond van artikel 38, derde lid, van de Pbw kan de directeur de toelating van een
bepaald persoon of bepaalde personen weigeren. Ingevolge artikel 58, tweede lid, onder b. geeft de directeur van een dergelijke beslissing de gedetineerde onverwijld en schriftelijk een mededeling. Nu ten aanzien van de weigering van het bezoek van de
medewerkers van Mondriaan van een dergelijke mededeling niet is gebleken, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep ten aanzien van f. gegrond is. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd, het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 25,= worden toegekend.

Ten aanzien van g. overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie op dit onderdeel van het beklag niet heeft beslist. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beklag in eerste en hoogste aanleg beoordelen. Niet
aannemelijk is geworden dat het conceptrapport is achtergehouden. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van h. overweegt de beroepscommissie dat geen sprake is van een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden
vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a., b. e. en f. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager ten aanzien van a. en b. een
tegemoetkoming van € 30,40 en ten aanzien van f. een tegemoetkoming van € 25,= toekomt. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe ten aanzien van e.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beklag onder d. en g. ongegrond.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van h. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven