Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1900/GV, 25 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1900/GV

betreft: [klager] datum: 25 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 mei 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. G.F. Schadd, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers laatste positieve score op het gebruik van softdrugs bij een urinecontrole dateert van 9 februari 2013. De afwijzing van de verlofaanvraag strookt niet met het drugsontmoedigingsbeleid.
Op grond van het drugsontmoedigingsbeleid kan een verlofaanvraag worden afgewezen in geval een gedetineerde binnen de afgelopen drie maanden twee of meer keer positief heeft getest bij een urinecontrole. Hiervan is bij klager geen sprake. Het mogelijke
risico op sofdrugsgebruik kan niet leiden tot de conclusie dat verlofverlening een maatschappelijk onaanvaardbaar risico oplevert. De aanvraag is ook afgewezen, omdat een bezoeker van klager drugs bij zich had. Klager heeft nooit aan zijn bezoeker
gevraagd om drugs voor hem de inrichting in te smokkelen. De bezoeker, die met enkel een waarschuwing is weggestuurd, heeft meermalen te kennen gegeven dat de drugs voor hem zelf waren en niet voor klager. Klager wordt nu verantwoordelijk gehouden voor
de daden van zijn bezoeker. Het verlofadres is ten onrechte afgekeurd. Bij de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag was hetzelfde verlofadres wel goedgekeurd. Het verlofadres is afgekeurd, omdat dit in de buurt ligt van het plaatst delict.
Echter,
klager is nooit fysiek betrokken geweest bij het delict, maar heeft enkel het wapen geleverd. Verlofverlening biedt klager de mogelijkheid om te laten zien dat hij meer vrijheden aan kan. Klagers belang bij verlofverlening weegt steeds zwaarder. Bij de
beoordeling van het verzoek moet ook klagers functioneren in de inrichting worden meegewogen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om verlof is afgewezen, omdat op het moment van de beslissing het risico aanwezig werd geacht dat verlof zou leiden tot drugsgebruik. Klager heeft vaak positief
gescoord bij urinecontroles en recentelijk heeft een bezoeker van klager getracht drugs in te voeren. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat het delict waarvoor klager thans is gedetineerd onder invloed is gepleegd en dat klager zijn drugsgebruik
bagatelliseert. Inmiddels heeft klager een nieuwe verlofaanvraag ingediend. Bij beslissing van 7 juni 2013 is aan klager het voordeel van de twijfel gegeven en is de aanvraag goedgekeurd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege het negatieve politieadvies, het hoge recidiverisico van klager en het recente voorval met klagers bezoeker, die heeft getracht softdrugs
in
te voeren.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag.
De politie Gelderland Midden heeft negatief geadviseerd, omdat het verlofadres in de buurt ligt van de plaats waar het delict is gepleegd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens medeplichtigheid aan diefstal met geweldpleging en in vereniging gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 21 februari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het reclasseringsadvies van 15 januari 2013 volgt dat het recidiverisico van klager wordt ingeschat als hoog gemiddeld, omdat klager een beperkt inzicht in zichzelf en zijn problemen heeft en omdat er weinig aanknopingspunten voor verandering zijn.
Uit dit advies blijkt voorts dat één van die problemen het (soft)drugsgebruik van klager is, maar dat een behandeling niet wordt geïndiceerd, omdat (en zolang) klager hiertoe niet intrinsiek gemotiveerd is. Uit het advies vrijheden blijkt dat klager in
de periode van 4 maart 2012 tot en met 9 februari 2013 vijf keer bij een urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Voorts blijkt uit het advies vrijheden dat een bezoeker van klager op 29 april 2013 de toegang tot de
inrichting
is geweigerd, omdat deze drugs bij zich had. De beroepscommissie is, in aanmerking nemende dat uit het reclasseringsadvies volgt dat er voorafgaande aan het gepleegde delict – waarvoor klager (naar eigen zeggen) het plan heeft bedacht en waaraan hij
door de rechtbank medeplichtig is bevonden – sprake is geweest van softdrugsgebruik door klager, van oordeel dat bovengenoemde omstandigheden de afwijzing van de tweede verlofaanvraag kunnen rechtvaardigen. Het feit dat klager bij de urinecontroles op
31 maart 2013 en 18 april 2013 negatief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs doet hier naar het oordeel van de beroepscommissie niet aan af. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen
en gelet op de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4 onder b. en c. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 25 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven