Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0708/GA, 17 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/708/GA

betreft: [klager] datum: 17 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C.J. Hes namens,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, is gehoord de heer K. Brandsma, plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Hoogeveen.

Klager, die in de gelegenheid was om zelfstandig ter zitting te verschijnen en op behoorlijke wijze was opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Zijn raadsvrouw mr. C.J. Hes heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel ingaande op 16 oktober 2012 om 16.15 uur en eindigend op 30 oktober 2012 om 16.15 uur wegens agressief en gewelddadig gedrag naar het inrichtingspersoneel en b. de insluiting
van klager in de eigen verblijfsruimte op 16 oktober 2012 voorafgaand aan de onder a. vermelde straf.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De achtergrond van het incident is niet meegewogen bij de beslissing. Op grond van artikel 3:4, eerste lid, Awb dient een zorgvuldige belangenafweging te worden gemaakt. Vervolgens mogen ingevolge artikel 3:4, tweede lid, Awb de nadelige gevolgen van
de
beslissing niet onevenredig nadelig zijn voor klager in verhouding tot de met de beslissing te dienen doelen. Klagers belangen worden door de beslissing onevenredig geschaad. Klager werd ten onrechte opgeroepen voor de arbeid. Hij heeft dit aangegeven
bij de bewaarder. Toen klager een andere bewaarder wilde roepen, is de deur per ongeluk tegen de knie van de eerste bewaarder aangekomen. Dit was niet klagers bedoeling. Hij heeft dan ook direct zijn excuses aangeboden. Als gevolg van de strafoplegging
kon klager niet naar een half open inrichting worden doorgeplaatst. De nadelige gevolgen van het incident zijn zodoende niet in verhouding met de met de beslissing te dienen doelen. Het beklag is zonder nadere motivering ongegrond verklaard. Verzocht
wordt om een vergoeding van de kosten ex artikel 7:15 Awb.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij het insluiten van klager probeerde klager hard schreeuwend de deur met geweld te openen. Na twee pogingen lukte het de p.i.w.’er om de deur te sluiten. Bij de eerste poging kwam de deur hard tegen de knie van de p.i.w.’er die daardoor verwondingen
heeft opgelopen.
Klager is door de arbeidsmedewerker een dag gegeven om na te denken over wat hij op de arbeidszaal doet. Het is niet aan de arbeidsmedewerker om een dergelijke beslissing te nemen.

3. De beoordeling
Door de raadsvrouw is verwezen naar artikelen van de Awb. Uit artikel 1:6 Awb en de Memorie van toelichting op de Pbw, volgt evenwel dat de Awb niet van toepassing is in penitentiaire inrichtingen.

Met betrekking tot a:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve op dit punt ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b:
Uit de mededeling van de arbeidsmedewerker van 15 oktober 2012 volgt dat zij klager op 16 oktober 2013 in de gelegenheid heeft gesteld om na te denken over zijn participatie aan de arbeid en dat zij de daarop volgende dag een antwoord van hem wilde
ontvangen. Daarmee werd klager uitgesloten van deelname aan de arbeid. Een dergelijke bevoegdheid komt een medewerker toe indien is voldaan aan het bepaalde in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a of b, Pbw, en onverwijlde tenuitvoerlegging van de
uitsluiting geboden is. De directeur dient daarvan vervolgens onverwijld op de hoogte gesteld te worden.
Van een en ander is evenwel niet gebleken. De beslissing van de arbeidsmedewerker voldoet daarmede dus niet aan de daaraan door de Pbw gestelde eisen.

Klager, wiens klacht zich overigens niet richt tegen deze uitluiting, is, toen hij zich op 16 oktober 2012 op de afdeling bevond door een p.i.w.’er ingesloten in de eigen verblijfsruimte, omdat hij op dat tijdstip volgens de p.i.w.’er, kennelijk niet
op
de hoogte van de beslissing van de arbeidsmedewerker, op de arbeidszaal had moeten zijn.
Indien gedetineerden niet deelnemen aan de arbeid, wat daar ook de redenen voor mogen zijn, moeten zij gedurende de arbeidstijd verblijven op de eigen cel. Derhalve dient de insluiting door de piw’er als rechtmatig te worden aangemerkt. De
beroepscommissie zal dan ook de klacht op dit punt ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot a. en b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven