nummer: 13/1229/GA
betreft: [klager] datum: 16 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 4 maart 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, en [...], juridisch medewerker bij de locatie Zoetermeer, gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk (met een proeftijd van een maand) wegens agressief gedrag en het bedreigen van het personeel (2012-646) en
b. een ordemaatregel van veertien dagen afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, omdat klager tijdens zijn verblijf in de strafcel heeft aangegeven gestart te zijn met een eet- en drinkstaking (2012-668).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft na een incident in de bezoekzaal over een colafles en twee bekertjes gerefereerd aan een personeelslid
met de opmerking :“die bolle”. Hij heeft dingen geroepen en kan begrijpen dat daar op is gereageerd, maar hij vindt dat er geen rekening is gehouden met zijn gestreste gemoedstoestand. Hij is in de observatiecel geplaatst. Hij heeft de psycholoog de
derde dag pas gezien. De directeur is bij hem geweest en klager heeft uitgelegd dat hij boos was in verband met de problemen omtrent zijn slaapmedicatie. De directeur wist hier vanaf. Klager heeft gezegd dat hij in hongerstaking ging. Klager dacht dat
hij zijn matras mocht houden, maar de psycholoog heeft ervoor gezorgd dat het matras werd afgepakt. De derde dag heeft hij daarom gezegd dat hij de psycholoog niet wilde zien. Na vijf dagen eet- en drinkstaking is klager de inrichting uitgedragen. In
het Justitieel Medisch Centrum (JMC) schrokken ze van klagers bloeddruk. Volgens de arts had de directeur gezegd dat klager zo lang mogelijk in de inrichting moest blijven. Aan de beslissing kleven verschillende gebreken. Klager heeft geen psycholoog
gezien voordat er cameratoezicht werd toegepast. Dit blijkt ook uit het “Logboek obs” waarin is vermeld “We hebben hem op camera gezet”. Hier blijkt niet uit dat sprake is geweest van een beslissing van de directeur. Verder is klager voorafgaand aan de
beslissing niet gehoord en is de beslissing pas op 21 november 2012 aan hem uitgereikt. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie van 6 november 2012 met nummer 12/1092/GA.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De schriftelijke verslagen van het personeel spreken voor zich. Klager heeft agressief gedrag vertoond en heeft bedreigingen
geuit. De straf is afgestemd op de situatie. Ten aanzien van de ordemaatregel licht de directeur toe dat uit het logboek obs blijkt dat de heer O., de psycholoog, klager heeft geprobeerd te spreken. Toen klager in hongerstaking ging, heeft de
psycholoog
ook geprobeerd met klager te spreken, maar dit is niet gelukt. Op 20 november 2012 heeft het personeel klager onder cameratoezicht geplaatst. Een personeelslid kan hiertoe besluiten. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook als een gedetineerde ’s nachts onder
cameratoezicht moet worden geplaatst. De directeur heeft een dag later ingestemd met de toepassing van cameratoezicht. De beslissing had op 20 november 2012 uitgereikt moeten worden. Het horen van klager was niet goed mogelijk. Klager kreeg een matras
vanwege mogelijke duizelingen. De psycholoog beslist hier niet over. Het klopt dat klager zo lang mogelijk in de inrichting is gehouden. Dit gebeurt totdat de arts aangeeft dat dit niet langer verantwoord is. Klager is op 29 november 2012 naar het JMC
overgebracht.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel a. van het beklag is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden als genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. In
artikel 24a van de Pbw en artikel 33 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichting (de Regeling) is vermeld dat de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk
is, kan bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door een camera wordt geobserveerd. Alvorens hij hiertoe beslist dient de directeur het advies in te winnen van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de
inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. Blijkens de toelichting op artikel 33 van de Regeling is de beslissing om een gedetineerde continu onder cameratoezicht te plaatsen voorbehouden aan de directeur.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat aan klager kennelijk reeds op 20 november 2012 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van veertien dagen met cameratoezicht is opgelegd, terwijl in de schriftelijke mededeling
is vermeld dat de maatregel met ingang van 21 november 2012 is opgelegd. De beroepscommissie stelt vast dat de ordemaatregel als gevolg hiervan één dag te lang heeft geduurd. Bovendien betekent dit dat de schriftelijke mededeling niet, zoals op grond
van artikel 58 van de Pbw is vereist, onverwijld is uitgereikt aan klager. Voorts is gebleken dat het personeel heeft beslist tot toepassing van cameratoezicht, terwijl blijkens de toelichting op artikel 33 van de Regeling slechts de directeur bevoegd
is een dergelijke beslissing te nemen. Bovendien had de directeur op grond van het tweede lid van artikel 24a van de Pbw een arts of gedragskundige dienen te raadplegen alvorens tot toepassing van cameratoezicht kon worden overgaan, hetgeen evenmin is
gebeurd.
Gelet op bovengenoemde gebreken zal het beroep ten aanzien van onderdeel b. dan ook gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming
worden toegekend van € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 juli 2013
secretaris voorzitter