nummer: 13/1872/GV
betreft: [klager] datum: 9 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.G.J. Knoops, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 juni 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit de brief van de raadsman en de daaraan gehechte e-mail van klagers partner blijkt duidelijk dat de inrichtingsarts heeft aangegeven dat de omstandigheden binnen de penitentiaire inrichting (p.i.) bezwaarlijk zijn voor een herstel binnen de
inrichting. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerdere beroep, BC 13/1460/GV van 23 mei 2013, is aangevoerd en de rapportages van prof. C. de R. en dr. L. L. Door genoemde deskundigen wordt de conclusie getrokken dat klager detentieongeschikt moet
worden verklaard. Klager heeft zeer recent vernomen dat hij blaaskanker heeft en zeer recent is zijn blaas weggehaald. Hij moet leren leven met een stoma en met de onzekerheid wat de blaaskanker voor overig effect heeft op zijn lichaam. Klager is de
afgelopen jaren meerdere malen overgeplaatst en sinds zijn overplaatsing naar de locatie Zuid te Arnhem is zijn gezondheidstoestand verder verslechterd. Klager verblijft nu in verband met zijn gezondheidsproblematiek op een afdeling die aangemerkt
dient
te worden als een huis van bewaring regime. Dit maakt dat de omstandigheden binnen de p.i. voor klager zeer zwaar zijn.
Uit de bestreden beslissing blijkt dat er alleen gekeken is naar het herstel van klager van de operatie en niet naar andere omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van het verzoek tot strafonderbreking, zoals de rapporten van genoemde
deskundigen omtrent de detentieongeschiktheid, de uitspraken van de inrichtingsarts en het regime waarin klager thans verblijft. De strafonderbreking is er thans voor om aan te sterken en om psychisch en lichamelijk op krachten te komen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van de gegrond verklaring van klagers beroep, BC 13/1460/GV van 23 mei 2013, is op 7 juni 2013 een nieuwe beslissing genomen. Uit het advies van de medisch adviseur bij DJI en telefonische inlichtingen bij de locatie Zuid blijkt dat
klager goed in staat is gebleken zichzelf te verzorgen en kan omgaan met zijn stoma. Klager verblijft inmiddels een maand in deze locatie en hij staat onder controle van de huisarts van de inrichting. In de afgelopen periode is geen sprake geweest van
enige vorm van behandeling of nabehandeling en klager is dan ook niet aangemeld voor het Justitieel Medisch Centrum (JMC). De selectiefunctionaris is van mening dat de noodzaak voor het revalideren buiten de p.i. niet aanwezig is.
De advocaat-generaal bij het ressortparket Arnhem-Leeuwarden heeft op 5 juni 2013 negatief geadviseerd. De strafzaak heeft, mede door de rechtsgang, grote bekendheid gekregen in de media. De rechtsgang is voor de nabestaanden zwaar geweest. Het verzoek
geeft onvoldoende onderbouwing voor de medische noodzaak om buiten de p.i. en zonder beveiliging te herstellen van de operatie. Het individuele belang dat klager heeft bij strafonderbreking kan en mag niet opwegen tegen het maatschappelijk belang en
het
belang van de nabestaanden bij het voortduren van de detentie, niet in de laatste plaats omdat ook in detentie de benodigde medische nazorg, zoals blijkt, kan worden gegeven. Niet is gebleken dat herstel binnen de p.i. minder voorspoedig verloopt dan
daarbuiten. Voorts is die zorg van de medische dienst beter dan de particuliere zorg buiten.
Op 6 juni 2013 heeft de medisch adviseur bij DJI aangegeven dat klager niet detentieongeschikt is, omdat de zorg in principe geleverd kan worden binnen de DJI. Klager heeft de operatie goed doorstaan en het gaat goed met zijn stoma, maar hij heeft wel
een aantal lichamelijke klachten die direct gerelateerd zijn aan de operatie en met name de psychische en mentale component speelt een niet te onderschatten rol. Onduidelijk is nog of er nabehandelingen noodzakelijk zijn. De medisch adviseur is van
mening dat een revalidatie in een rustigere omgeving dan de detentieomgeving beter is voor het herstel van een dergelijk zware operatie.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek, wegens moord. Klager is sedert 1 maart 2002 gedetineerd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 mei 2015.
Op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de
inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.
De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 23 mei 2013, 13/1460/GV, het beroep tegen de afwijzing van de Staatsecretaris van 25 april 2013 van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting gegrond verklaard. In deze uitspraak heeft
de beroepscommissie geoordeeld dat de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd is, nu niet duidelijk wordt waarom eraan getwijfeld wordt dat revalidatie thuis voor klager beter is dan in detentie. De Staatsecretaris is opgedragen een nieuwe
beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Klager is omstreeks 25 april 2013 geopereerd. De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking.
Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat klager niet detentieongeschikt is, omdat de zorg geleverd kan worden binnen DJI en in het uiterste geval kan klager revalideren in het JMC.
Op 19 april 2013 heeft de medisch adviseur gesteld dat klager een uitgebreide operatie moet ondergaan met een zeer intensief revalidatietraject als vervolg. Op basis daarvan wordt een strafonderbreking voor 2 á 3 maanden geadviseerd om de operatie te
ondergaan en het te volgen revalidatietraject. Na deze periode zal opnieuw de stand van zaken beoordeeld moeten worden. Op 6 juni 2013 heeft de medisch adviseur aangegeven dat hij nog steeds van mening is dat een revalidatie in een rustigere omgeving
dan de detentieomgeving beter is voor het herstel van een dergelijk zware operatie. Er zijn voldoende aanwijzingen en onderzoeken die aangeven dat herstel nadelig beïnvloed wordt door stressfactoren en volgens de medisch adviseur is detentie een
belangrijke stressfactor. Klager heeft een aantal lichamelijke klachten die direct gerelateerd zijn aan de operatie en met name de psychische en mentale component speelt een niet te onderschatten rol. De medisch adviseur is nog steeds van mening dat
voor het algehele herstel een situatie buiten detentie bevorderlijker is voor klagers gezondheid. In de bestreden beslissing is op dit onderdeel van het advies van de medisch adviseur niet ingegaan.
De Staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er, gelet op de adviezen van de medisch adviseur, in klagers geval geen sprake is van dringende redenen van lichamelijke of psychische aard.
De advocaat-generaal heeft in zijn advies naar voren gebracht dat klagers strafzaak, mede door de rechtsgang, grote bekendheid heeft gekregen in de media. Wanneer het thans tot een strafonderbreking komt, kan dat maatschappelijke beroering geven. De
beroepscommissie is van oordeel dat het risico van maatschappelijke onrust in dit advies onvoldoende wordt onderbouwd.
Gezien het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep dan ook gegrond verklaren. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De
beroepscommissie ziet geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 juli 2013
secretaris voorzitter